ECLI:NL:RBDHA:2021:15858
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Jansen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land werd aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat Italië niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de opvangfaciliteiten daar onvoldoende zouden zijn en hij geen toegang had tot rechtsbijstand.
Tijdens de zitting op 8 juni 2021 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door mr. A.H. Hekman als waarnemer. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, zoals recent bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in zijn specifieke geval van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen relevante informatie heeft overgelegd die zou wijzen op structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft hoeven nemen en dat het beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.