ECLI:NL:RBDHA:2021:15872
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 juni 2021, waar de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat Italië als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiser voerde aan dat er in Italië onvoldoende opvangmogelijkheden zijn voor Dublinclaimanten en dat hij in het verleden geen ondersteuning heeft ontvangen. De rechtbank overwoog echter dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, en dat het aan de eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet geldt.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er sprake is van gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. Ook werd opgemerkt dat eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Italië geen toegang zou krijgen tot de asielprocedure en de bijbehorende voorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de hoge drempel van zwaarwegendheid, zoals gesteld in het arrest Jawo, niet was gehaald. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier T.R. Oosterhoff-Vos.