ECLI:NL:RBDHA:2021:15910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL20.16987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag op basis van eerdere afwijzing en authenticiteit huwelijksakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Iraakse vrouw, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 10 juli 2017 was afgewezen. De rechtbank Haarlem had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waardoor het besluit in rechte vaststond. Op 11 juli 2020 diende eiseres een nieuwe aanvraag in, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 september 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden hiervoor was dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet kon aantonen dat er relevante wijzigingen waren in haar situatie of dat er nieuwe feiten waren die haar aanvraag konden onderbouwen. Eiseres had een huwelijksakte overgelegd, maar Bureau Documenten concludeerde dat deze hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd was afgegeven. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet verplicht was om te wachten op een contra-expertise, aangezien eiseres niet had aangetoond dat er concrete stappen waren ondernomen om deze te verkrijgen. Bovendien was de rechtbank van mening dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij tot een kwetsbare minderheidsgroep behoorde, aangezien zij had verklaard dat zij in Irak zelfstandig had geleefd en een sociaal netwerk had.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag. Eiseres had geen recht op proceskostenvergoeding, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16987

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

ProcesverloopBij besluit van 9 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 30 september 2020. De behandeling van de zaak is aangehouden in verband met ziekte van de gemachtigde van eiseres. Het onderzoek zou vervolgens plaatsvinden op 11 november 2020. De behandeling is van de zaak is aangehouden op verzoek van verweerder om eiseres in de gelegenheid te stellen de door haar overgelegde huwelijksakte voor te leggen aan een contra-expert.
Verzoekster heeft een contra-expertise overgelegd. Bureau Documenten heeft in reactie hierop een weerwoord geschreven. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.16988, plaatsgevonden op 26 mei 2021 via een Skype beeld- en geluidverbinding. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1958.
Eiseres heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 10 juli 2017 afgewezen. De rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft het beroep tegen dit besluit bij uitspraak van 19 september 2018 ongegrond verklaard. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld. Hiermee is het besluit van 10 juli 2017 in rechte komen vast te staan.
2. Op 11 juli 2020 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 10 juli 2017 en heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Als er geen relevante wijziging van het recht is, toetst de rechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of verweerder de aanvraag niet ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 22 juni 2016 [1] . Nieuwe elementen of bevindingen zijn feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en dus moesten worden aangevoerd. Daaronder vallen ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van dat eerdere besluit konden en dus moesten worden overgelegd.
4. Eiseres heeft gesteld dat verweerder ten onrechte een besluit heeft genomen, zonder de aangekondigde contra-expertise af te wachten. Dit is onzorgvuldig volgens eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht door het document te laten onderzoeken door Bureau Documenten. Verweerder was niet gehouden om een contra-expertise af te wachten, nu eiseres niet had aangetoond dat er al concrete stappen voor een contra-expertise waren genomen. Zo was niet gebleken dat eiseres de huwelijksakte al had voorgelegd aan een contra-expert en heeft zij ook geen inzicht gegeven in de duur van de contra-expertise. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres heeft gesteld dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij in haar eerste procedure had verklaard dat er geen documenten waren ter onderbouwing van haar huwelijk. Zij verwijst naar pagina 13 van het nader gehoor.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Wat hier ook van zij, deze beroepsgrond laat onverlet dat eiseres tijdens het eerste gehoor tijdens de eerste procedure heeft verklaard [2] dat zij traditioneel is getrouwd, maar dat hiervan geen documenten zijn, terwijl zij tijdens het nader gehoor van de eerste procedure [3] heeft verklaard dat er wel stukken zijn van het huwelijk, maar dat haar echtgenoot die heeft en weigert die aan haar te geven. Eiseres heeft hier dan ook tegenstrijdig over verklaard.
8. Over de door haar overgelegde huwelijksakte heeft eiseres gesteld dat zij het voordeel van de twijfel had moeten krijgen. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat het document ‘hoogstwaarschijnlijk’ niet bevoegd is afgegeven en niet dat het vals is. Verweerder had eiseres hierover moeten horen. Dat zij niet is gehoord, is onzorgvuldig, aldus eiseres.
9. De rechtbank stelt vast dat uit onderzoek van Bureau Documenten van 14 juli 2020 volgt dat de huwelijksakte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiseres heeft een contra-expertise laten opstellen. De contra-expert heeft geconcludeerd dat de huwelijksakte correspondeert met de artikelen zoals genoemd in de wet en huwelijksaktes worden afgegeven door personal Status Courts.
10. Uit het weerwoord van Bureau Documenten volgt dat de huwelijksakte geen echtheidskenmerken heeft en eenvoudig middels een printtechniek is geproduceerd, met pen ingevuld en ondertekend. Het document is voorzien van een waarmerk (afgiftestempel) in de vorm van een inktstempelafdruk, daarnaast is een legalisatie op het document aangebracht. Bureau Documenten heeft vastgesteld dat de stempel van de rechtbank afwijkt qua verschijningsvorm en inhoudelijke tekst van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Tevens wijkt de rechthoekige legalisatiestempel in detail af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal.
11. De rechtbank stelt vast dat uit de contra-expertise niet blijkt dat de contra-expert de afgiftestempels heeft beoordeeld met behulp van vergelijkingsmateriaal. Gelet hierop mocht verweerder zich baseren op de conclusie van Bureau Documenten en heeft de contra-expertise verweerder geen aanleiding hoeven geven om tot een ander oordeel te komen over de huwelijksakte. Nu de authenticiteit van de huwelijksakte niet kan worden vastgesteld heeft verweerder de huwelijksakte terecht niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid aangemerkt. Verweerder was niet gehouden om eiseres te horen over de huwelijksakte, nu haar verklaringen dit niet anders zouden hebben gemaakt.
12. De rechtbank begrijpt het beroep van eiseres (in de gronden van beroep) op WBV 2018/8 aldus dat zij stelt dat, voor zover niet komt vast te staan dat zij is gehuwd, zij een beroep kan doen op het beleid van verweerder voor alleenstaande vrouwen en dat zij behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep.
13. De rechtbank stelt, gelet op bovenstaande, vast dat niet vast is komen te staan dat eiseres is gehuwd. Eiseres komt echter geen geslaagd beroep toe op het beleid voor alleenstaande vrouwen. Verweerder heeft zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zelf in het nader gehoor heeft verklaard dat zij zich in Irak zelfstandig heeft gehandhaafd en dat haar moeder, op wie zij kan terugvallen, nog in leven is. Ook heeft zij zelf verklaard dat zij heeft gestudeerd in Irak, dat zij zelfstandig heeft gewoond en tot haar vertrek als ambtenaar heeft gewerkt. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij geen sociaal netwerk heeft in Irak waarop zij kan terugvallen en dat zij zich niet zelfstandig in Irak kan handhaven. De stelling dat verweerder eiseres hierover had moeten horen slaagt evenmin nu zij pas in beroep een beroep heeft gedaan op dit beleid en het op haar weg ligt om aan te tonen dat zij aan het beleid voldoet.
14. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid vanmr. M.A. Beijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Voetnoten

2.Op pagina 3.
3.Op pagina 13.