ECLI:NL:RBDHA:2021:15928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL21.762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van het beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring en afwijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 18 december 2020 was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de processtukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was op het moment van de eerdere toetsing en dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko is. Eiser heeft aangevoerd dat er al geruime tijd geen laissez-passer (lp) is afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten, maar de rechtbank oordeelt dat de aanvraag nog in behandeling is en dat verweerder regelmatig rappel heeft gedaan bij de autoriteiten. De rechtbank benadrukt dat eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende medewerking heeft verleend aan de inspanningen van verweerder om de lp te verkrijgen, en dat de enkele stelling van eiser dat hij snel een afspraak wil maken bij de Marokkaanse autoriteiten niet voldoende is om te concluderen dat er geen zicht is op uitzetting. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.762
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Aboulouafa).

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 december 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 december 2020 (in de zaak NL20.21698) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep
wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Blijkens de voortgangsgegevens is er al op 23 december 2019 een laissez-passer (lp) aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. Sinds de verzending van deze aanvraag heeft verweerder 21 keer gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten, laatstelijk op 6 januari 2021. Eveneens op 6 januari 2021 heeft verweerder een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Het is al ruim een jaar geleden dat er een lp is aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. Tot op heden hebben de Marokkaanse autoriteiten geen lp afgegeven. Aangezien de Marokkaanse overheid de grenzen heeft gesloten voor regulier verkeer, is een uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn niet realistisch. Eiser acht het uitgesloten dat de Marokkaanse autoriteiten de grenzen van Marokko binnen een redelijke termijn weer zullen openen voor regulier verkeer. Op het moment dat er geen zicht meer is op uitzetting binnen redelijke termijn dient de vreemdelingenbewaring te worden opgeheven.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de aanvraag om een lp nog altijd in behandeling is en de Marokkaanse autoriteiten niet al op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp voor eiser, dan wel in zijn algemeenheid, te zullen verstrekken. Daarom kan ook niet de conclusie worden getrokken dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt. Als gevolg van de coronamaatregelen vinden er op dit moment geen groepsgewijze presentaties bij de Marokkaanse autoriteiten plaats. De Directie Internationale Aangelegenheden (DIA) is in gesprek met de Marokkaanse vertegenwoordiging over hervatting van de groepsgewijze presentaties zodra de coronamaatregelen dit toelaten. Wel kunnen vreemdelingen in individuele gevallen bij het Marokkaanse consulaat worden gepresenteerd indien de vreemdeling aangeeft dat hij wil terugkeren. In het geval van eiser is niet gebleken dat hij bereid is om terug te keren en dat hij daartoe actieve en volledige medewerking verleent. Eiser heeft op dit moment geen documenten. Eiser kan de kans op het afgeven van een lp door de Marokkaanse autoriteiten en daarmee de duur van de maatregel zelf bekorten door zijn volledige medewerking aan verweerder te verlenen bij diens inspanningen om te trachten een lp voor eiser te verkrijgen. Zo kan eiser zelf contact opnemen met de Marokkaanse autoriteiten om documenten te verkrijgen of familie verzoeken dat voor eiser te doen. Tijdens het vertrekgesprek van 6 januari 2021 geeft eiser weliswaar aan zo snel mogelijk met het Marokkaanse consulaat in gesprek te willen en in een brief aan hen verzoekt: “
ik wil zo snel mogelijk een afspraak maken voor het regelen van mijn documenten”, maar eiser weigert vervolgens in de brief te vermelden dat het verzoek voor het verkrijgen van documenten in het kader van terugkeer wordt gedaan en om de brief te ondertekenen. Verweerder is van oordeel dat eiser hiermee onvoldoende blijk geeft van het voldoen aan zijn medewerkingsplicht waardoor niet kan worden gesproken van het ontbreken van zicht op uitzetting.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt en verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 6 januari 2021. Dat dit onderzoek lang loopt is op zichzelf niet doorslaggevend voor de conclusie dat het redelijk vooruitzicht op verwijdering ontbreekt, te meer de Marokkaanse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 29 april 2020
(ECLI:NL:RVS:2020:1141) heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de Marokkaanse autoriteiten in algemene zin geen medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten. Wat betreft de sluiting van de grenzen overweegt de rechtbank dat eerst een lp moet worden verkregen alvorens eiser kan worden uitgezet. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in eisers geval anders over te oordelen. Verder heeft verweerder op 6 januari 2021 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. De rechtbank benadrukt dat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. De enkele stelling van eiser dat hij geprobeerd heeft om aan documenten te komen en dat hij zo snel mogelijk een afspraak wenst te maken bij de Marokkaanse autoriteiten voor het verkrijgen van identiteitsdocumenten is volstrekt onvoldoende. Gelet op het bovenstaande, is op dit moment niet gebleken dat eiser die medewerking verleent.
Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
27 januari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.