Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A], geboren op [geboortedatum] 2004, V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] ,
Procesverloop
Overwegingen
In zijn verweerschrift stelt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eisers. Verweerder benadrukt dat de planning van (de start van) een asielprocedure een complexe aangelegenheid is en dat het opdragen van een termijn van minder dan zes tot acht weken voor het starten van de procedure niet reëel is. Gelet op de gevolgen van het coronavirus en de huidige achterstanden zoals hierboven geschetst, verzoekt verweerder de rechtbank een termijn van acht weken op te leggen voor het houden van een nader gehoor en nadat dit gehoor gehouden is, een termijn op te leggen van acht weken om alsnog te beslissen op de aanvraag. Daarbij is van belang dat eisers nog niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun asielaanvraag te onderbouwen. Mede gelet op de termijnen van artikel 3.115 en 3.116 van het Vreemdelingenbesluit verzoekt verweerder de rechtbank om op grond van artikel 8:55d, derde lid, Awb, een termijn van zestien weken op te leggen. Verweerder heeft tot slot laten weten dat de aanvraag van eisers in de VA-procedure wordt behandeld.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken na het nader gehoor een besluit op de aanvraag te nemen, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van