ECLI:NL:RBDHA:2021:16171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die vertegenwoordigd werd door mr. I.M. Zuidhoek. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid trad op als verweerder, vertegenwoordigd door F. el Benaissati. Verzoeker had op 29 januari 2020 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 20 mei 2020 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in overweging genomen dat verweerder op 17 maart 2021 heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 267,-. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft het bedrag van de proceskosten vastgesteld op € 267,-, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.