ECLI:NL:RBDHA:2021:16247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL21.10811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit wegens ongeloofwaardige verklaringen en illegale uitreis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese vrouw. De eiseres, die in Italië geregistreerd stond, had asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de eiseres wisselende verklaringen had afgelegd over haar geboortedatum, schoolverleden en militaire dienstplicht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiseres over haar leeftijd en de omstandigheden van haar vertrek uit Eritrea ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea de militaire dienstplicht zou moeten vervullen en dat er geen reëel risico bestond op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10811
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.10812, op 20 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. W.C. Boelens, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ogbamichael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft de Eritrese nationaliteit. Eiseres is op 5 oktober 2016 geregistreerd in Italië met als geboortedatum [geboortedatum 1] 1998. Op 3 november 2016 heeft eiseres asiel in Nederland aangevraagd. Bij besluit van 18 april 2017 is deze aanvraag niet in behandeling genomen. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 23 mei 2017 is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 augustus 2017 is het hoger beroep van verweerder gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Op 7 januari 2019 heeft eiseres onderhavige aanvraag asiel ingediend. Eiseres heeft hierbij als geboortedatum [geboortedatum 2] 2000 opgegeven.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • nationaliteit, naam en herkomst;
  • leeftijd;
  • verlaten van school;
  • militaire dienst;
  • illegale uitreis.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de nationaliteit, naam en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar leeftijd, het verlaten van school, de militaire dienstplicht en de illegale uitreis ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
Over de leeftijd
4. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres verweerder zou hebben misleid. Eiseres heeft geen valse informatie of documenten verstrekt over haar identiteit. Dat eiseres in Italië is geregistreerd met een andere geboortedatum is hiervoor onvoldoende. Ook heeft verweerder niet aangetoond dat eiseres hiermee in een gunstiger positie heeft proberen te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Verweerder heeft ten onrechte de geboortedatum [geboortedatum 3] 1995 toegekend. In de Basisregistratie Personen (BRP) is de geboortedatum [geboortedatum 2] 2000 opgenomen.
5. In paragraaf C2/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is bepaald dat van misleiden in ieder geval sprake is als de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt zoals beschreven in paragraaf C1/4.2 van de Vc. In paragraaf C1/4.2 van de Vc is opgenomen dat in ieder geval sprake is van dergelijke omstandigheden als de vreemdeling onjuiste informatie heeft verstrekt of achtergehouden over zijn identiteit.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in Italië de geboortedatum [geboortedatum 1] 1998 heeft opgegeven. Tijdens het gehoor op 3 november 2016 heeft eiseres de geboortedatum [geboortedatum 3] 1995 opgegeven. Later in dat gehoor heeft eiseres haar geboortedatum gewijzigd in
[geboortedatum 2] 2000. In de vorige procedure is in rechte komen vast te staan dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Eiseres heeft in de onderhavige procedure geen enkel authentiek identificerend document overgelegd die de door haar opgegeven geboortedatum van [geboortedatum 2] 2000 onderbouwt. De registratie door de gemeente in de BRP is enkel gebaseerd op de verklaringen van eiseres zelf. Hieraan heeft geen identificerend document ten grondslag gelegen zodat aan deze registratie geen waarde toekomt. Nu eiseres drie verschillende geboortedata heeft opgegeven, is de rechtbank van oordeel dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt danwel juiste gegevens heeft achtergehouden over haar identiteit. In zoverre is sprake van
misleiding omtrent de identiteit. Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Over het verlaten van school
7. Eiseres voert in beroep aan dat zij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet beschikken over een schoolpas en het moment dat zij school heeft verlaten. Volgens eiseres had zij in het nader gehoor moeten worden geconfronteerd met de verklaringen die zij op 3 november 2016 bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft afgelegd en niet pas in het voornemen. Eiseres had dan over de tegenstrijdigheden duidelijkheid kunnen verschaffen. Eiseres is hierdoor in haar belangen geschaad. Volgens eiseres bestaat er strijd met artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Volgens eiseres was het voor haar niet duidelijk wat er onder schooldocumenten werd verstaan. Eiseres is wel in het bezit geweest van cijferlijsten maar heeft deze nooit bewaard. Er is volgens eiseres een duidelijke reden gegeven waarom zij school heeft verlaten, dit was de ziekte. Verweerder heeft ten onrechte geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 3 november 2016 twee keer heeft verklaard dat zij een schoolpas heeft gehad. Later in dat gehoor heeft eiseres echter verklaard dat ze geen schoolpas had, maar wel een jaarrapport dat zij gebruikte als een soort identiteitskaart. In het gehoor van 20 februari 2019 is eiseres geconfronteerd met deze verklaring. Eiseres heeft toen verklaard dat zij nooit een schoolpas heeft gehad maar wel een schoolrapport. In de zienswijze heeft eiseres verklaard dat ze nooit een schooldocument heeft gehad. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb. Tevens heeft eiseres wisselend verklaard over de aanleiding om te stoppen met school. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het verlaten van school.
Over de militaire dienst
9. Eiseres voert in beroep aan dat zij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de groep jongeren die werd meegenomen om in dienst te gaan. Door de gehoormedewerker zijn slechts summiere vragen gesteld over wat de militaire dienst inhoudt. Bovendien is geen rekening gehouden met het feit dat eiseres zelf nooit in militaire dienst heeft gezeten waardoor zij er niet gedetailleerd over kan verklaren. Van belang is verder dat eiseres een jonge vrouw is en dat zij bij terugkeer naar Eritrea in militaire dienst moet (aangezien zij hiervan niet is vrijgesteld) en het volledige traject in een militair trainingskamp moet doorlopen. Verweerder erkent dat dienstplichtigen en dan met name Eritrese vrouwen tijdens militaire dienst slachtoffer worden van dwangarbeid, slavernij, seksueel geweld, danwel onmenselijke behandeling. Eiseres verwijst hierbij naar WBV 2021/5. Verweerder motiveert daarom niet deugdelijk waarom voor eiseres bij uitzetting naar Eritrea geen schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dreigt.
10. De rechtbank is met verweerder van oordeel eiseres wisselende verklaringen heeft afgelegd over het incident waarbij een groep jongeren werd opgepakt om in militaire dienst te gaan. Eiseres heeft enerzijds verklaard dat ze getuige was van dit incident en anderzijds dat ze thuis was toen het incident plaatsvond. Daarnaast heeft eiseres enkel summier kunnen verklaren over wat de militaire dienst in Eritrea inhoudt. Dat eiseres stelt nog niet in militaire dienst te hebben gezeten en er daarom niet veel over kan verklaren, volgt de rechtbank niet. Van iemand die vreest om in militaire dienst te moeten, mogen immers meer verklaringen worden verwacht dan die eiseres heeft afgelegd. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiseres preventief is vertrokken uit Eritrea om niet in militaire dienst te hoeven.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea de militaire dienstplicht zal moeten vervullen. Hierbij is van belang dat eiseres drie verschillende geboortedata heeft opgegeven en geen enkel document ter onderbouwing van haar leeftijd heeft overgelegd. Hierdoor is niet vast te stellen of eiseres de dienstplicht (deels) al heeft vervuld. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op het feit dat eiseres over het vervullen van de dienstplicht ook wisselend heeft verklaard. In het gehoor van 3 november 2016 heeft eiseres verklaard dat ze als student gestopt was om in dienst te komen. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat ze nooit is benaderd om in militaire dienst te gaan. Ook heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting opgemerkt dat eiseres mogelijk is vrijgesteld van de dienstplicht. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
Over de illegale uitreis
12. Eiseres voert in beroep aan dat zij tijdens het nader gehoor niet is geconfronteerd met haar verklaringen uit het AVIM-gehoor over haar illegale uitreis. Hierdoor is het besluit onzorgvuldig voorbereid. Voor zover verweerder stelt dat eiseres hiermee in het voornemen is geconfronteerd, is zij hierdoor in haar belangen geschaad. Eiseres stelt verder dat de ingebrachte landeninformatie niet zorgvuldig bij de besluitvorming is betrokken. Aangezien verweerder erkent dat de verklaringen van eiseres over haar illegale uitreis passen in het algemene beeld dat naar voren komt uit landeninformatie motiveert verweerder niet deugdelijk waarom haar illegale uitreis desondanks niet wordt gevolgd.
13. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS1 is het aan de vreemdeling om zijn gestelde illegale uitreis uit Eritrea aannemelijk te maken. Juist omdat het onmogelijk is om een illegale uitreis met documenten te onderbouwen, komt doorslaggevend gewicht toe aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling. Voor de beoordeling of aannemelijk is dat een vreemdeling Eritrea illegaal heeft verlaten, is niet alleen van belang of een vreemdeling geloofwaardig heeft verklaard over die uitreis, maar is ook relevant of de overige verklaringen van de vreemdeling geloofwaardig zijn.
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 20 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1955).
14. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de illegale uitreis terecht heeft betrokken dat eiseres wisselend heeft verklaard over haar geboortedatum en in Italië onder een andere geboortedatum staat geregistreerd en dat zij ongeloofwaardig heeft verklaard over het verlaten van de school en de militaire dienstplicht en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over de illegale uitreis.
15. Over de illegale uitreis heeft verweerder zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de illegale uitreis ongeloofwaardig zijn. Van belang is dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het feit of haar familie op de hoogte was van haar reis. Op 3 november 2016 heeft eiseres verklaard dat haar ouders op de hoogte waren van de reis en hiervoor hebben betaald. In het nader gehoor heeft eiseres echter verklaard dat ze haar ouders niet heeft verteld dat ze Eritrea ging verlaten zodat zij zich geen zorgen zouden maken. In de zienswijze heeft eiseres verklaard dat een familielid in Israël de reis naar Europa heeft bekostigd. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb door eiseres in het voornemen tegen te werpen zij tegenstrijdig heeft verklaard in de gehoren. Tevens valt niet in te zien dat eiseres hierdoor in haar belangen zou zijn geschaad. Ook over de reis zelf kan eiseres weinig vertellen. Eiseres heeft verklaard dat zij ongeveer wist waar Sudan lag. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres zonder voorbereiding erin is geslaagd om zonder grote problemen Sudan te bereiken. Dat de informatie van eiseres naar zij stelt strookt met de landeninformatie betekent niet dat eiseres haar gestelde illegale uitreis niet aannemelijk hoeft te maken. Eiseres is hier, gelet op haar tegenstrijdige verklaringen, niet in geslaagd.
Conclusie
16. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
22 juli 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.