ECLI:NL:RBDHA:2021:16250
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J. Paffen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, afgewezen bij besluit van 25 juni 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd.
Verzoeker heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juli 2021 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL21.10450, behandeld, die verband hield met het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in de andere zaak, geoordeeld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.