ECLI:NL:RBDHA:2021:16296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12034; NL21.12036
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Palestijnen wegens gebrek aan nieuwe relevante documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Palestijns gezin, bestaande uit twee eisers en hun twee minderjarige kinderen. De aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers, die eerder ook asiel hadden aangevraagd, behandeld op een zitting op 10 augustus 2021. De eisers stelden van onbekende nationaliteit te zijn en hebben eerder een asielaanvraag ingediend die ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe documenten die door eiser zijn overgelegd, niet als relevante nova kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de documenten geen nieuwe elementen bevatten die de eerdere afwijzing van de asielaanvraag kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de aanvragen terecht zijn afgewezen en dat de beroepen ongegrond zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.12034 en NL21.12036

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser en [eiseres] , eiseres, en hun twee minderjarige kinderen [naam] en [naam], tezamen te noemen: eisers
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Procesverloop

Bij besluiten van 22 juli 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL21.12035 en NL21.12037, op 10 augustus 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Ter zitting was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen van onbekende nationaliteit te zijn en te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 1986, [geboortedatum] 1992, [geboortedatum] 2014 en [geboortedatum] 2017.
2. Eisers hebben eerder, op 23 augustus 2018, een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 20 mei 2020 heeft verweerder deze aanvragen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 januari 2021 heeft dit besluit formele rechtskracht gekregen. Op 20 mei 2021 hebben eisers de onderhavige aanvragen gedaan.
3. Voor een weergave van het asielrelaas van eisers verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 30 september 20201.
1. NL20.12554 en NL20.12555
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres zelf geen persoonlijk asielrelaas heeft, maar haar asielmotieven afhankelijk zijn van het relaas van haar echtgenoot, eiser.
5. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij twee nieuwe documenten, namelijk twee verklaringen van de Chamber of Commerce & Industry te Bethlehem, heeft ontvangen die een door verweerder tijdens de eerdere procedure tegengeworpen tegenstrijdigheid in zijn verklaringen wegnemen. Volgens eiser tonen deze documenten aan dat het bedrijf van twee van zijn ooms is en niet van hem, eiser. Daarom heeft eiser destijds, anders dan tijdens de vorige asielprocedure is overwogen, niet tegenstrijdig verklaard omtrent zijn functie binnen het bedrijf
“Al Sous Company Global Industries Constructions”.
6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
De tegenstrijdigheid uit de eerdere procedure is weggenomen
7. Verweerder acht het relevante element onder 1 geloofwaardig en het relevante element onder 2 ongeloofwaardig,
8. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde documenten niet op echtheid kunnen worden beoordeeld. Los daarvan blijkt volgens verweerder uit de documenten niet dat er naast de ooms niet nog meer eigenaren zijn van het bedrijf waarvoor eiser werkzaam was. Eiser heeft eerder een gelijk document van de Chamber of Commerce & Industry te Bethlehem overgelegd, gedateerd juli 2018, waaruit blijkt dat hij toen eigenaar was. Eiser heeft niet aangetoond dat je eigenaar van een bedrijf moet zijn om een transportvergunning te krijgen om naar Israël te kunnen reizen. Uit een door eiser overgelegd document blijkt slechts dat daarvoor een verklaring van lidmaatschap van de Kamer van Koophandel is vereist. De thans overgelegde documenten werpen daarnaast geen ander licht op de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, omdat tijdens de vorige procedure ook andere tegenstrijdigheden, los van de eigendom van de onderneming waarvoor eiser werkzaam is geweest, zijn tegengeworpen.
9. Eiser heeft aangevoerd dat het tijdens de vorige asielprocedure overgelegde document van de Chamber of Commerce & Industry te Bethlehem niet vals is, maar is opgemaakt met een bepaald doel, namelijk het kunnen reizen naar Israël. Een daadwerkelijke weergave van de rechtsverhoudingen binnen het bedrijf kan hieruit niet worden afgeleid. Die kan wel worden afgeleid uit de bij de onderhavige aanvraag overgelegde documenten. Bij bericht van 6 augustus 2021 heeft eiser een vertaald document overgelegd met -naar zijn zeggen- eisen voor het verkrijgen van een transportvergunning om naar Israël te kunnen reizen.
10. De rechtbank stelt vast dat de in deze procedure door eisers overgelegde documenten van de Chamber of Commerce & Industry te Bethlehem van 9 maart 2021, respectievelijk 13 maart 2021 zijn opgemaakt naar de stand van zaken op de datum van afgifte van deze documenten. Voor zover eiser door het overleggen van deze documenten een door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheid in eisers verklaringen tijdens de
vorige asielprocedure heeft willen wegnemen, overweegt de rechtbank dat deze documenten niet zien op de situatie, zoals die was ten tijde van de afgifte van het document dat eiser in de eerste asielprocedure heeft overgelegd, dat ziet op de situatie op 7 juli 2018 en waaruit blijkt dat eiser toen eigenaar was van de onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen reeds daarom de documenten die aan de onderhavige asielaanvraag ten grondslag zijn gelegd niet worden aangemerkt als rechtens relevante nova. Het door eiser overgelegde document met eisen voor het verkrijgen van een vergunning om naar Israël te kunnen reizen geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
11. Daar komt bij dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de tegenstrijdigheid over de eigendomsverhoudingen binnen het bedrijf waarvoor eiser werkzaam was, niet de enige tegenstijdigheid was die aan eiser tijdens de eerdere procedure is tegengeworpen. De rechtbank verwijst naar de eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 30 september 2020. Uit het voornemen van 20 juli 2021 ten aanzien van eiseres blijkt dat verweerder de in de eerste procedure geconstateerde overige tegenstrijdigheden in het asielrelaas van eiser ook ten grondslag legt aan het bestreden besluit. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat de thans overgelegde documenten geen afbreuk doen aan wat in de vorige procedure is overwogen over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser.
12. Nu bij de onderhavige aanvraag geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn anders te oordelen over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
13. Omdat het asielrelaas van eiseres afhankelijk is van dat van eiser, komt zij evenmin in aanmerking voor de bedoelde toelating.
14. De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
13 augustus 2021
en zal worden openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.