ECLI:NL:RBDHA:2021:16327
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beschikking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en om proceskostenvergoeding. Eiseres, een Filipijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een bezwaarschrift en een verzoek om voorlopige voorziening, heeft de rechtbank op 7 juni 2021 een zitting gehouden waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Tijdens de procedure heeft verweerder op 9 juli 2021 het bestreden besluit ingetrokken en op 12 juli 2021 een verblijfsdocument verleend aan eiseres. Eiseres trok daarop haar beroep en verzoek om voorlopige voorziening in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. Verweerder stelde echter dat de ingetrokken beschikking rechtens juist was en dat er daarom geen proceskosten vergoed hoefden te worden. Eiseres betoogde dat zij recht had op een proceskostenvergoeding omdat verweerder haar in haar bezwaren tegemoet was gekomen.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de intrekking van de beschikking niet het gevolg was van een gebrek in het besluit, maar van nieuwe informatie die pas na de indiening van het beroep was overgelegd. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, en deze uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.