ECLI:NL:RBDHA:2021:16328
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en rechtsgeldigheid van de bestemming in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Surinaamse man, had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2021, waarin hem een vertrektermijn van 28 dagen was opgelegd. Eiser stelde dat het terugkeerbesluit onrechtmatig was, omdat het land van bestemming niet expliciet was genoemd. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel Suriname niet expliciet in het besluit was vermeld, er geen twijfel bestond over het land van bestemming, gezien de Surinaamse nationaliteit van eiser en eerdere gesprekken over zijn terugkeer naar Suriname.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiser over zijn persoonlijke omstandigheden en de onevenredigheid van het terugkeerbesluit. Eiser had aangevoerd dat hij zorg droeg voor zijn partner en kind en dat hij enige tijd nodig had om zijn vertrek te realiseren. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende redenen had om het terugkeerbesluit op te leggen, gezien het feit dat eiser al vier jaar illegaal in de EU verbleef en geen pogingen had ondernomen om zijn verblijf te legaliseren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 augustus 2021, en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State als hij het niet eens was met de uitspraak.