Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 20 april 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de bewaring onrechtmatig was en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest, aangezien de maatregel inmiddels was opgeheven.
Tijdens de zitting op 3 mei 2021, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank oordeelde dat de bewaring op basis van de aangevoerde gronden gerechtvaardigd was. Eiser had betwist dat hij zich aan het toezicht had onttrokken en dat hij niet op de voorgeschreven wijze Nederland was binnengekomen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de bewaring voldoende waren onderbouwd en dat er geen onrechtmatigheid was vastgesteld. Eiser had geen concrete omstandigheden aangedragen die zouden rechtvaardigen dat een lichter middel had moeten worden toegepast.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.