ECLI:NL:RBDHA:2021:16412
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, had beroep aangetekend tegen een terugkeerbesluit van 6 mei 2021. Op 28 juli 2021 heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, het terugkeerbesluit ingetrokken, waarmee aan het verzoek van verzoeker werd voldaan. Na de intrekking van het besluit heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. In de brief van 28 juli 2021 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 1.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.