ECLI:NL:RBDHA:2021:16421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
NL21.1389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig vastgestelde bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door F. el Benaissati, omdat verweerder niet tijdig de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. Verweerder had op 6 november 2020 een besluit genomen, maar verzoeker ging in beroep tegen het niet toekennen van een dwangsom. Op 10 februari 2021 heeft verweerder alsnog een dwangsombesluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van proceskosten heeft gevraagd.

De rechtbank overweegt dat zij op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft echter in zijn schrijven van 1 maart 2021 aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden, en stelt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat een ingebrekestelling geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

De rechtbank is het niet eens met het standpunt van verweerder. Zij verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin wordt gesteld dat er wel degelijk beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 11 januari 2021 geldig is en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk is. De proceskosten van verzoeker worden vastgesteld op € 374,-, en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1389
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: F. el Benaissati).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 6 november 2020 een besluit genomen. Verzoeker is in beroep gegaan tegen het niet toekennen van een dwangsom. Op 10 februari 2021 heeft verweerder een dwangsombesluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder geeft in zijn schrijven van 1 maart 2021 aan dat hij niet bereid is om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. Het beroepschrift moet niet-ontvankelijk worden geacht en daarom zijn er volgens verweerder geen proceskosten verschuldigd. Een ingebrekestelling op grond van artikel 4:17 van de Awb ziet niet op ambtshalve te nemen besluiten. Verweerder verwijst hierbij naar een uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).1 Verweerder merkt op dat het niet in behandeling nemen van een ingebrekestelling geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Een ingebrekestelling is namelijk geen aanvraag, dus de reactie daarop is geen besluit. Doordat een geldige ingebrekestelling ontbreekt, moet het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.
4. De rechtbank is het niet eens met het standpunt van verweerder. De rechtbank verwijst daarbij naar de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014.. In die uitspraak staat vermeld dat verweerder op grond van artikel 4:17 van de Awb geen dwangsom kan verbeuren als er niet tijdig een dwangsombesluit wordt genomen, maar dat het wel mogelijk is om beroep in te stellen bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit.2 Voordat zodanig beroep kan worden ingesteld, dienen er in ieder geval twee weken te zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke is gesteld overeenkomstig artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De ingebrekestelling van 11 januari 2021 is een dergelijke ingebrekestelling. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom ontvankelijk.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker vast op
€ 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0.5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden geldt een wegingsfactor van 0,5. Verweerder dient de proceskosten van verzoeker te betalen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
26 augustus 2021

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.