ECLI:NL:RBDHA:2021:16458
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardige identiteit en geaardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse man, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de identiteit van eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser, die homoseksueel is, stelde dat hij in Nigeria was vervolgd vanwege zijn geaardheid. Hij had een relatie met een man, maar na betrapt te zijn op gemeenschap met deze vriend, werd hij levend begraven en later door jagers gered. Eiser voerde aan dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Nigeria, waar homoseksualiteit strafbaar is.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht twijfelde aan de identiteit van eiser, omdat hij onder verschillende namen visumaanvragen had gedaan. Eiser kon geen geboorteakte overleggen om zijn identiteit te onderbouwen, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris een juist toetsingskader had gehanteerd bij de beoordeling van eisers homoseksualiteit. Eiser had onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving van zijn geaardheid en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als verdragsvluchteling in aanmerking kwam voor bescherming.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser had niet aangetoond dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, met mr. E.H.W. Schierbeek als griffier.