ECLI:NL:RBDHA:2021:16464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
NL21.280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en internationale bescherming in Roemenië; beoordeling van minderjarigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Roemenië. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij minderjarig is en daarom niet teruggestuurd kan worden naar Roemenië.

Tijdens de zitting op 29 januari 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn minderjarigheid, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij geen originele identificerende documenten heeft overgelegd die zijn stelling ondersteunen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat uit onderzoek bij de Roemeense autoriteiten blijkt dat eiser daar geregistreerd staat als meerderjarig.

De rechtbank heeft overwogen dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. Aangezien eiser niet in staat is geweest om overtuigende bewijsstukken te overleggen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser meerderjarig is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de aanvraag tot asiel niet-ontvankelijk verklaard, met de conclusie dat eiser terug kan keren naar Roemenië waar hij internationale bescherming heeft verkregen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.280
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J.T. van Loo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.281, plaatsgevonden op 29 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Baban. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Partijen hebben nadere informatie ingebracht. De rechtbank heeft toestemming gevraagd om het onderzoek te sluiten zonder dat een nadere zitting plaatsvindt. Na afloop van de termijn heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2003] .
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij internationale bescherming geniet in Roemenië. Omdat er twijfel bestond over de leeftijd die eiser opgaf bij zijn aanmelding in Nederland is verweerder een onderzoek gestart bij de Roemeense autoriteiten. Eiser heeft verklaard dat hij minderjarig is Uit dat onderzoek blijkt dat eiser in Roemenië als geboortedatum [1999] heeft opgegeven. Verweerder heeft die gegevens overgenomen. Eiser heeft geen originele identificerende documenten overgelegd waaruit zijn gestelde minderjarigheid blijkt.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij een kwetsbare minderjarige is en daarom niet terug gestuurd kan worden naar Roemenië. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij minderjarig is heeft eiser ter zitting twee uittreksels overgelegd van inschrijving in het bevolkingsregister van Aleppo. In het kader van de vaststelling van zijn leeftijd voert eiser verder aan dat het niet zo kan zijn dat verweerder voor de juistheid van zijn voornamen wel uitgaat van de kopie van een uittreksel bevolkingsregister, maar voor de juistheid van zijn geboortedatum niet. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij met originele identificerende documenten zijn identiteit en met name zijn geboortedatum moet aantonen.
4 De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat hij internationale bescherming geniet in Roemenië en dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië.
5. Verder is van belang dat uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 17 januari 2017 volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum.1 Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze geregistreerde geboortedatum onjuist is, bijvoorbeeld door het overleggen van identificerende documenten. Indien de vreemdeling daarin niet slaagt, bestaat er voor verweerder geen aanleiding om te twijfelen aan de in de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum en hoeft verweerder geen leeftijdsonderzoek aan te bieden.
6. Eiser heeft in Nederland als geboortedatum opgegeven [2003] . Na het gehoor door een ambtenaar van de vreemdelingenpolitie en een medewerker van de IND bestond er twijfel over de leeftijd van eiser. Verweerder heeft daarom onderzoek naar de leeftijd van eiser gedaan in Roemenië. Uit dat onderzoek bleek dat eiser daar geregistreerd was met een geboortedatum [1999] , en dus op basis van die registratie meerderjarig is. Verweerder mag zoals uit de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS volgt, uitgaan van de in Roemenië geregistreerde geboortedatum. Eiser heeft tot aan de zitting geen (identificerende) documenten overgelegd die aanknopingspunten boden voor twijfel aan de geregistreerde geboortedatum in Roemenië. De overgelegde kopie van een uittreksel uit het Syrische bevolkingsregister is geen identificerend document, en vormt reeds om die reden geen aanleiding te twijfelen aan de geregistreerde geboortedatum.
6. Ter zitting heeft eiser uittreksels uit het bevolkingsregister overgelegd. Verweerder heeft daar onderzoek naar laten doen door Bureau Documenten (BD). BD heeft in de verklaring van onderzoek van 11 februari 2021 geconcludeerd dat de legalisatie uit naam van het Syrische Ministerie van Buitenlandse Zaken op beide documenten vals is. Daarnaast zijn de beide documenten hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. Verweerder handhaaft daarom zijn standpunt dat eiser meerderjarig is.
7. Eiser heeft gesteld dat hij wel originele documenten heeft overgelegd en dat vanwege de burgeroorlog in Syrië de documenten gewijzigd of vervangen kunnen zijn wegens een tekort aan originele documenten. Het kan niet anders dan dat de gebruikelijke gang van zaken door de burgeroorlog verstoord is. BD heeft niet vermeld of de gegevens waarop zij zich baseren afkomstig zijn uit de periode voor de burgeroorlog. Er kan verschil bestaan tussen
documenten die door de autoriteiten aan het begin van burgeroorlog, in het midden daarvan of recent zijn afgegeven. Niet blijkt dat BD met deze factoren rekening heeft gehouden.
Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt dat het onderzoek de conclusie kan dragen. Eiser verzoekt daarom om de onderliggende stukken bij verweerder op te vragen zodat duidelijk wordt dat BD rekening heeft gehouden met deze factoren.
8. De rechtbank wijst het verzoek van eiser af. De rechtbank ziet anders dan eiser geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van BD over de overgelegde uittreksels uit het bevolkingsregister. Onder verwijzing naar de uitspraken van de ABRvS van 28 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:628 en ECLI:NL:RVS:2020:636), is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat de documenten in Syrië er wegens de burgeroorlog en/of tijdsverloop wellicht anders uitzien, niet een gemotiveerde betwisting is van de op zorgvuldige wijze tot stand gekomen verklaring van onderzoek van BD. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ervan is uitgegaan dat eiser meerderjarig is.
9. Ook wat eiser verder heeft aangevoerd heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven leiden.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiser niet als kwetsbare minderjarige hoeven beschouwen. Zodat dat een terugkeer naar Roemenië niet in de weg staat.
11. Omdat verder niet in geschil is dat eiser in Roemenië internationale bescherming heeft verkregen kan van hem verwacht worden dat hij terugkeert naar Roemenië. Verweerder heeft daarbij terecht gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij in Roemenië zelf de rechten die voortvloeien uit zijn status effectueert. Dat betekent dat hij zich bij problemen en klachten moet wenden tot Roemeense instanties en autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser zich bij de door hem gestelde problemen met betrekking tot huisvesting, bejegening, werk en integratie heeft gewend tot Roemeense (hogere) instanties of autoriteiten. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de Roemeense autoriteiten eiser niet willen of kunnen helpen.
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht niet- ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
En zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
08 juni 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.