ECLI:NL:RBDHA:2021:16514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Slovenië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 22 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.J.W. Melchers, en een tolk, L. Matari, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. G.T. Cambier. Eiser voerde aan dat de motivering van het besluit onjuist was, omdat verweerder had verwezen naar een verouderd AIDA rapport uit 2019, terwijl het meest recente rapport uit 2020 was. Eiser stelde dat dit een ernstig motiveringsgebrek opleverde.
De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een onzorgvuldige voorbereiding of een niet deugdelijk gemotiveerd besluit. De rechtbank stelde vast dat de rapporten uit 2019 en 2020 inhoudelijk niet wezenlijk van elkaar verschilden en dat eiser niet voldoende had onderbouwd waarom het bestreden besluit onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de verwijzing naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de rechtbank Haarlem voldoende was om het besluit te onderbouwen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.