ECLI:NL:RBDHA:2021:16515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Eurodac-registratie in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 22 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is. Eiser betwistte de Eurodac-registratie in Frankrijk en stelde dat hij nooit een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat de registratie in Eurodac correct was, aangezien de uiting van de wens om internationale bescherming voldoende is voor registratie.
Daarnaast voerde eiser aan dat zijn broer in Nederland woont en dat dit een bijzondere omstandigheid zou moeten zijn om zijn asielverzoek in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de aanwezigheid van de broer niet leidt tot een onevenredige hardheid in de overdracht aan Frankrijk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.