ECLI:NL:RBDHA:2021:1658
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op medische en arbeidskundige gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van een Ziektewet (ZW)-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 21 augustus 2019 terecht was, op basis van medische en arbeidskundige gronden. Eiser, die eerder als opperman werkte, had zich opnieuw ziek gemeld met rug- en handklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de situatie van eiser zorgvuldig hebben beoordeeld en dat de functies die aan eiser zijn geduid, passend zijn. Eiser had aangevoerd dat zijn klachten ernstiger waren dan door de verzekeringsarts was aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De rechtbank concludeerde dat de ZW-uitkering op goede gronden was beëindigd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.