Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Wanneer, wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, een verzoeker afhankelijk is van de hulp van (…)”. De rechtbank overweegt dat eiser, met zijn enkele stelling dat hij klachten ervaart, niet aannemelijk heeft gemaakt dat een van deze genoemde omstandigheden op hem van toepassing is. Eiser had de door hem gestelde chronische rugklachten met stukken moeten onderbouwen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in de stelling van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om een medisch onderzoek uit te voeren. Daarnaast geldt dat, zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, dat eiser als Dublinclaimant recht heeft op medische zorg, waardoor eiser toegang heeft tot onder andere een huisarts aan wie hij een verklaring over zijn medische situatie had kunnen vragen. Ook is van belang dat artikel 16 van de Dublinverordening vereist dat de betrokkenen een schriftelijke verklaring overleggen dat zij wensen te worden
Ten aanzien hiervan wordt overwogen dat betrokkene niet nader concretiseert dan wel onderbouwd op welke wijze er toepassing dient te worden gegeven aan artikel 17, eerste lid, Dublinverordening. Hiertoe wordt dan ook verwezen naar hetgeen reeds in het voornemen is overwogen.” In het voornemen heeft verweerder in dit kader overwogen: “
Verder is niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt of een bijzonder samenstel van factoren maakt dat de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in Nederland in de rede ligt zoals bedoeld in artikel 17 Dublinverordening. Uit het vorenstaande volgt dat er thans geen feiten en/of omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan Nederland met in achtneming van artikel 17, eerste lid, Dublinverordening het onderhavige verzoek om internationale bescherming in behandeling zou moeten nemen.” Ter zitting wijst verweerder erop dat het woord ‘vorenstaande’ in het voornemen verwijst naar wat er eerder in het voornemen is meegewogen. Daarbij stelt verweerder dat de toetsingsvolgorde impliceert dat de eerder aangedragen standpunten (bij de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en artikel 16 van de Dublinverordening) zijn meegenomen ten aanzien van de beoordeling van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Door in het bestreden besluit te verwijzen naar wat er in het voornemen is overwogen, stelt verweerder dat hiermee voldoende kenbaar is gemotiveerd wat er is meegewogen bij de afweging van toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de motivering van het al dan niet toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.