ECLI:NL:RBDHA:2021:16607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
NL21.15246
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, afkomstig uit Azerbeidzjan, haar asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet had aangetoond. Eiseres stelde dat zij uit Azerbeidzjan kwam en dat zij daar te maken had met mishandeling door haar vader, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar verstrekte informatie niet geloofwaardig was. Eiseres had geen identiteitsdocumenten overgelegd en haar verklaringen over haar achtergrond en verblijf in Azerbeidzjan werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet ten onrechte had geoordeeld dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk had gemaakt, en dat de asielmotieven van eiseres niet inhoudelijk hoefden te worden beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres Nederland onmiddellijk moest verlaten en twee jaar niet mocht terugkeren naar Europa. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15246
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, ook voor haar zoon [zoon],

V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

In het besluit van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres en haar zoon afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten (het terugkeerbesluit) en dat zij Europa twee jaar niet mag inreizen (het inreisverbod).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep op zitting was gepland op maandag 11 oktober 2021. Omdat partijen te kennen hebben gegeven niet bij de zitting aanwezig te zijn, heeft de rechtbank uitspraak gedaan zonder het houden van een zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder vond zichzelf in eerste instantie niet verantwoordelijk om de asielaanvraag in behandeling te nemen, omdat Frankrijk hiervoor verantwoordelijk was. Uiteindelijk heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres toch in behandeling genomen, omdat zij niet tijdig kon worden overgedragen aan Frankrijk.
2. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij uit Azerbeidzjan komt. De vader van eiseres mishandelde haar, wilde haar uithuwelijken en laten besnijden. De moeder van eiseres was hierop tegen, maar na haar overlijden kon zij eiseres niet meer beschermen. Eiseres voelde zich niet langer veilig in Azerbeidzjan en heeft het land verlaten. Voordat zij in Nederland kwam, heeft eiseres ook in andere Europese landen
verbleven. In Duitsland heeft zij haar vriend ontmoet en zij is zwanger van hem geraakt. Samen met haar vriend is eiseres naar Nederland gekomen om hier een asielaanvraag in te dienen. Na de geboorte van haar zoon [zoon] heeft eiseres ook namens hem een asielaanvraag ingediend.
De vriend van eiseres (en vader van [zoon]) heeft ook een beroepsprocedure lopen tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag1. Daarin is vandaag ook uitspraak gedaan.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet geloofwaardig is dat eiseres de Azerbeidzjaanse nationaliteit heeft. Hiervoor vindt verweerder in de eerste plaats van belang dat eiseres haar gestelde identiteit en nationaliteit niet met stukken heeft onderbouwd. Ook heeft eiseres haar gestelde identiteit en nationaliteit niet aannemelijk gemaakt met haar verklaringen. Omdat verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig vindt, hecht hij geen geloof aan de door eiseres afgelegde verklaringen over de problemen die zij stelt te hebben ondervonden in Azerbeidzjan. Verweerder heeft dit dus ook niet verder beoordeeld. De afwijzing van de asielaanvraag heeft tot gevolg dat eiseres Nederland meteen moet verlaten en Europa twee jaar lang niet mag inreizen, vanaf het moment dat zij Europa daadwerkelijk heeft verlaten (het zogenoemde inreisverbod).
5. Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens haar heeft zij haar identiteit en nationaliteit wel voldoende aannemelijk gemaakt. Zij erkent dat zij geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd, maar stelt dat zij deze ook nooit heeft gehad. Volgens eiseres is er in Azerbeidzjan geen identificatieplicht. Ook is het niet mogelijk om vanuit het buitenland een identiteitskaart aan te vragen, zodat er sprake is van bewijsnood. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht van Azerbeidzjan van september 20212. Verder vindt eiseres dat zij ook met haar verklaringen haar identiteit en nationaliteit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zij merkt op dat zij geen andere wijken in [woonplaats] (haar woonplaats) kan noemen, omdat zij niet vaak de deur uitkwam. Haar vader sloot haar ook regelmatig op. Verder is eiseres sinds haar vertrek uit Azerbeidzjan Engels en Duits gaan spreken. Dit is de reden dat zij haar moedertaal (Azeri) tegenwoordig minder goed beheerst. Ook doet het spreken van Azeri haar denken aan het overlijden van haar moeder. Volgens eiseres heeft zij in Azerbeidzjan te vrezen voor haar vader en kan zij geen bescherming van de zijde van de overheid inroepen. Volgens eiseres beschouwt de Azerbeidzjaanse overheid vrouwenbesnijdenis namelijk als een privékwestie.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig heeft bevonden.
6.1.
Allereerst heeft verweerder terecht geconstateerd dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet met documenten heeft onderbouwd. Dit heeft verweerder van belang mogen vinden, omdat uit het Algemeen Ambtsbericht van Azerbeidzjan van september 20213 blijkt dat iedere burger van Azerbeidzjan die de leeftijd van vijftien jaar heeft, verplicht is om een identiteitskaart aan te vragen. Aangezien eiseres heeft verklaard dat zij op zeventienjarige leeftijd uit Azerbeidzjan is vertrokken, heeft verweerder het onaannemelijk kunnen vinden dat eiseres geen identiteitskaart zou hebben gehad. Dat
1. Met zaaknummer NL21.15248.
2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ambtsberichten/2021/09/14/algemeen-ambtsbericht- azerbeidzjan-van-september-2021.
3 Pagina 24.
Azerbeidzjaanse burgers niet verplicht zijn om altijd een identiteitskaart bij zich te dragen, zoals in beroep nog is aangevoerd, betekent niet dat eiseres niet verplicht was om wel een identiteitskaart aan te vragen. Dat eiseres geen geld had om een identiteitskaart aan te vragen en dat zij daarom niet in het bezit was van zo’n kaart, heeft verweerder evenmin hoeven volgen, gelet op het feit dat het volgens het Ambtsbericht wel verplicht was om een identiteitskaart aan te vragen. Verder volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat zij in bewijsnood verkeert, omdat zij vanuit het buitenland geen identiteitskaart kan aanvragen. Er is immers niet gebleken dat zij haar identiteit en nationaliteit niet op een andere manier kan aantonen of aannemelijk maken. Daarbij vindt de rechtbank ook relevant dat eiseres heeft verklaard dat zij bijvoorbeeld niet heeft geprobeerd om te achterhalen of haar oma een geboorteakte van haar heeft.
6.2.
Verder heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres ook met haar verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afkomstig is uit Azerbeidzjan of deze nationaliteit heeft. Daarvoor is bijvoorbeeld relevant dat eiseres haar moedertaal (Azeri) niet goed beheerst, terwijl zij 17 jaar lang in Azerbeidzjan stelt te hebben gewoond en de taal heeft gesproken. De verklaring die eiseres hiervoor heeft gegeven, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Van iemand die bijna haar hele leven Azeri heeft gesproken mag redelijkerwijs worden verwacht dat zij deze taal nog in voldoende mate beheerst en kan spreken, ook al is zij al enige tijd geleden vertrokken uit Azerbeidzjan. Verder heeft verweerder van belang mogen vinden dat eiseres onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar directe woon- en leefomgeving in Azerbeidzjan. Zo kan eiseres bijvoorbeeld geen namen van moskeeën in de omgeving van [woonplaats] noemen, terwijl zij wel heeft verklaard naar de moskee te zijn gegaan. Ook heeft eiseres verklaard dat er drie ziekenhuizen in [woonplaats] zijn, terwijl dit er volgens verweerders zoekslag op internet meer zijn. De verklaring van eiseres dat zij vrijwel dagelijks werd opgesloten door haar vader en niet uitgebreider kan verklaren, heeft verweerder niet overtuigend hoeven vinden. Dit komt namelijk niet overeen met de verklaringen van eiseres dat zij boodschappen deed, naar de moskee ging en de markt. Hieruit kan opgemaakt worden dat eiseres met enige regelmaat naar buiten ging en daarom mag van haar verwacht worden dat zij meer informatie over haar woonomgeving kan verschaffen. Bovendien heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres ook onjuist verklaringen over algemene informatie over Azerbeidzjan heeft afgelegd, bijvoorbeeld over de munteenheid en de kleur van de bankbiljetten. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt.
6.4.
Verder stelt verweerder terecht dat het asielrelaas slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres. Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4. Verweerder heeft daarom de asielmotieven van eiseres niet inhoudelijk hoeven toetsen. Wat eiseres aanvoert over de problemen die zij in Azerbeidzjan heeft ondervonden door haar vader hoeft daarom geen verdere bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
4 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:292).
7. Verder voert eiseres aan dat als zij moet terugkeren naar Azerbeidzjan zij in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij merkt op dat het Azerbeidzjaanse leger zich tijdens de oorlog met Armenië schuldig heeft gemaakt aan het plegen van willekeurig geweld tegen burgers. Ter onderbouwing verwijst zij naar het Algemeen Ambtsbericht.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het door eiseres aangevoerde niet heeft beoordeeld in het kader van artikel 3 van het EVRM. Het staat op dit moment niet vast wie eiseres is en wat haar nationaliteit is. Het is dus de vraag of eiseres uit Azerbeidzjan komt. Als het land van herkomst van eiseres onduidelijk is, kan niet worden toegekomen aan de vraag of eiseres na uitzetting in een situatie terecht komt die strijdig met artikel 3 van het EVRM. Dit laat onverlet dat, mocht verweerder te zijner tijd tot uitzetting van eiseres naar het alsnog bekend geworden land van herkomst overgaan, eiseres tegen die feitelijke handeling kan opkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
12 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M.C. Verra S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.