ECLI:NL:RBDHA:2021:16630
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 12 oktober 2021.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat hij een reëel risico loopt om gedetineerd te worden bij terugkeer naar Duitsland en dat dit in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat Duitsland in zijn geval niet kan worden vertrouwd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank wijst erop dat Duitsland met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser in behandeling zal worden genomen.
De rechtbank concludeert dat de Covid-19 pandemie geen onrechtmatige belemmering vormt voor de overdracht aan Duitsland, ondanks dat er tijdelijke beperkingen zijn voor internationaal reizen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.