ECLI:NL:RBDHA:2021:16753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
NL21.15714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid van eiser uit Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over zijn biseksualiteit niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had eerder, op 1 oktober 2021, een aanvraag ingediend die door verweerder als ongegrond werd afgewezen. Tijdens de zitting op 21 oktober 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser stelde dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid problemen had ondervonden in Nigeria, waar hij in 2014 door buurtgenoten was mishandeld na betrapt te zijn met zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en seksuele gerichtheid onvoldoende overtuigend waren. Verweerder had terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij biseksueel was en dat hij bij terugkeer naar Nigeria niet in gevaar zou komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15714
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.P. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Obasuyi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979. Eiser heeft op 12 maart 2019 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Op 18 juni 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Op 30 oktober 2020 heeft verweerder besloten om de zaak van eiser op te nemen in de nationale procedure. Vervolgens heeft eiser op 11 november 2020 opnieuw een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid problemen heeft ondervonden in Nigeria. In 2014 zijn eiser en zijn partner, [A] , betrapt door een buurvrouw. Eiser is toen geschopt en geslagen door buurtgenoten en vervolgens gevlucht naar Benin City. Van familieleden heeft eiser gehoord dat zijn vader ook is mishandeld door de buurtgenoten om hetgeen eiser heeft gedaan en dat
zijn vader aan zijn verwordingen is overleden. Eiser heeft verder gehoord van zijn vriendin dat de politie naar hem op zoek is. Begin 2015 heeft eiser Nigeria vervolgens verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de seksuele gerichtheid van eiser;
  • problemen naar aanleiding van zijn seksuele gerichtheid.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Verweerder gelooft de verklaringen van eiser over zijn biseksuele gerichtheid niet. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser vaag, oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn gevoelens en hierover geen persoonlijk en authentiek verhaal heeft verteld. Eiser heeft met betrekking tot zijn relatie met [A] summiere en onpersoonlijke verklaringen afgelegd. Ook heeft eiser aangegeven dat er geen belangenorganisaties of ontmoetingsplekken voor lhtbi in Nigeria zijn, maar deze organisaties bestaan wel degelijk. Eiser heeft niet aannemelijk verklaard over zijn relatie met [B] en het jarenlang verbergen van zijn seksuele geaardheid. Eiser heeft niet overtuigend kunnen verklaren over zijn contact met lhbti’s en kennis van de Nederlands situatie. Omdat verweerder de biseksuele gerichtheid van eiser niet gelooft, zijn ook de door eiser afgelegde verklaringen over zijn problemen in Nigeria ongeloofwaardig. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vrees dat eiser bij terugkeer niet aannemelijk is, omdat hij zijn seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn seksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser verwijst in dit kader allereerst naar zijn zienswijze. Eiser voert verder aan dat hij moeilijk kan praten over zijn gevoelens en gedachten, maar dat hij desondanks wel degelijk aannemelijke verklaringen heeft afgelegd. Op zijn zeventiende werd eiser hevig verliefd op zijn vriend en door deze verliefdheid besefte hij dat hij anders was dan andere jongens. Eiser wist dat dat wat hij voelde en dacht in zijn land van herkomst niet werd getolereerd. Daarom wist hij dat hij dit geheim diende te houden en probeerde hij ook te veranderen. Eiser was zich bewust van de risico’s die zijn gevoelens en gedachten met zich meebrachten. Hij probeerde te veranderen door tot god te bidden en hij probeerde verliefd te worden op meisjes en van zijn gevoelens en gedachten af te komen. Toen dit niet lukte heeft eiser zijn seksuele geaardheid geaccepteerd. Ook na deze acceptatie heeft eiser zijn seksuele geaardheid geheim moeten houden.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte zienswijze. Het is aan eiser om in de gronden van beroep aan te geven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit tekort is geschoten. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor zover eiser in zijn beroepsgronden de
zienswijze als herhaald en ingelast beschouwt, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
7. Daar waar eiser in beroep heeft aangevoerd dat hij moeilijk kan praten over zijn gevoelens en gedachten, overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij zich tijdens het gehoor niet geremd heeft gevoeld om over zijn seksuele
gerichtheid te verklaren. Deze beroepsgrond kan daarom niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiser biseksueel is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierbij heeft kunnen meewegen dat eiser tijdens zijn gehoor bij AVIM op
11 november 2020, dus direct na indiening van deze aanvraag, een geheel ander asielmotief naar voren heeft gebracht en dat dat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het later naar voren gebrachte asielrelaas van eiser. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in welke ervaringen of gevoelens hem hebben doen inzien dat hij biseksueel zou zijn. Zo is aan eiser meermaals gevraagd naar het moment waarop hij realiseerde dat hij gevoelens had voor een man, maar eiser heeft daar geen duidelijk antwoord op gegeven. Eiser heeft verklaard dat hij naar de kerk ging en dat zijn gevoelens kwamen toen hij 17 jaar oud was. Verder heeft hij verklaard dat hij droomde over de lach van [A] . Eiser heeft ook geen inzicht geboden in wat zijn eigen gedachten waren over homoseksualiteit. Volgens zijn eigen verklaringen weet eiser sinds zijn 17e jaar (1996) dat hij biseksueel is en heeft hij ook geruime tijd een relatie met een man en een vrouw gehad. Van eiser mag daarom verwacht worden dat hij beter in staat is om zijn biseksuele gerichtheid te duiden. Dat hij in de correcties en aanvullingen met andere verklaringen
komt, heeft verweerder niet doorslaggevend hoeven te achten. Eiser heeft immers tijdens het gehoor voldoende gelegenheid gehad om dit nader uit te leggen en heeft dat toen niet gedaan. Dit geldt te meer nu eiser, zoals hiervoor is overwogen, op de zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij zich tijdens het gehoor niet geremd voelde om over zijn seksuele gerichtheid te verklaren. Verweerder heeft verder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de acceptatie van zijn geaardheid. Immers, eiser heeft verklaard dat hij zijn geaardheid heeft geaccepteerd, maar dit rijmt niet met de verklaringen van eiser dat hij middels bidden hoopte heteroseksueel te worden. Ook met betrekking tot de gestelde relatie met [A] , die volgens eiser 18 jaar heeft geduurd, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser summier en onpersoonlijk zijn. Eiser heeft niet kunnen beschrijven wat voor gevoelens hij voor [A] had. Eiser heeft enkel verklaard dat hij zijn lach leuk vindt en dat [A] een mooi gezicht en een mooie kont had. Ook heeft eiser verklaard dat er niets is aan [A] wat hij niet leuk vond. Pas in de correcties en aanvullingen benoemt eiser het gebrek aan geld. Ook heeft eiser niet kunnen aangeven hoe hij invulling gaf aan zijn relatie met [A] , terwijl deze relatie volgens eisers verklaring 18 jaar heeft geduurd.
9. Reeds gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de seksuele gerichtheid van eiser en de daaruit voortgevloeide problemen op goede gronden ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Wat in beroep verder nog is aangevoerd kan daarom onbesproken blijven. Verweerder heeft terecht de aanvraag afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
27 oktober 2021
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.