ECLI:NL:RBDHA:2021:16865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.8010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de geboortedatum in asielprocedure en de motivering van de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 7 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 6 mei 2021 werd ingewilligd. Echter, de geboortedatum die in het besluit was vermeld, [1999], werd door eiseres betwist. Eiseres stelde dat haar werkelijke geboortedatum [2001] was en dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom hij van de geboortedatum [1999] was uitgegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang had bij het beroep, ondanks dat haar aanvraag was ingewilligd, omdat een juiste vaststelling van de geboortedatum van belang was voor haar status als minderjarige in andere procedures.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd waarom hij de geboortedatum van eiseres niet had overgenomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand konden blijven, omdat de staatssecretaris op zitting voldoende had toegelicht waarom hij de geboortedatum van eiseres niet geloofwaardig achtte. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de identiteit van eiseres geloofwaardig had geacht, maar dat de geboortedatum niet als zodanig werd erkend. Eiseres had geen identificerende documenten overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8010
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd in de verlengde procedure ingewilligd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Habte. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Eritrese nationaliteit. Ze stelt geboren te zijn op [2001]. Eiseres heeft op 7 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze heeft verweerder op 6 mei 2021 ingewilligd. Op deze inwilligende beschikking staat als geboortedatum [1999] genoemd. Volgens eiseres klopt deze geboortedatum niet.
2. Eiseres heeft eerder, op 4 januari 2017, ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is niet in behandeling genomen omdat volgens de Dublinverordening Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor deze aanvraag. Eiseres is tegen deze afwijzing in beroep gegaan. In deze beroepsprocedure heeft eiseres
ook naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte van de geboortedatum [1999] was uitgegaan. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft in haar uitspraak van
24 januari 2018 geoordeeld dat verweerder van deze datum uit mocht gaan. Dit was immers de geboortedatum die eiseres in Zwitserland had opgegeven, en volgens vaste rechtspraak mocht verweerder deze datum overnemen.1 Eiseres had geen authentieke documenten overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hoger beroep tegen deze uitspraak is op 7 februari 2018 ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder in de inwilligende beschikking ten onrechte van de geboortedatum [1999] is uitgegaan. Volgens eiseres mag verweerder in principe op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uitgaan van de registratie in Zwitserland, maar gaat dit niet meer op als er een inhoudelijke procedure heeft plaatsgevonden in de asielprocedure en daar is erkend dat eiseres internationale
bescherming nodig heeft. In deze procedure heeft verweerder de identiteit van eiseres ook geloofwaardig geacht. De geboortedatum is onderdeel van de identiteit. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom hij niet van de geboortedatum is uitgegaan zoals opgegeven door eiseres, maar het overige van haar verklaringen wel geloofwaardig heeft geacht. Eiseres wijst er hierbij ook nog op dat volgens rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM), bij een asielaanvraag de inhoud niet getoetst hoeft te worden als de identiteit, en de geboortedatum, niet wordt geloofd. Ook gelet op die rechtspraak is het opmerkelijk dat verweerder hier de geboortedatum kennelijk niet geloofwaardig heeft geacht, maar toch een verblijfsvergunning heeft verstrekt.
Procesbelang
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep. Zij heeft namelijk de door haar gevraagde asielvergunning gekregen, zodat zij in zoverre niet in een gunstigere positie kan komen te verkeren. Eiseres heeft hierover naar voren gebracht dat er altijd belang bestaat bij een juiste vaststelling van de geboortedatum. Daarnaast wijst eiseres er op dat zij er belang bij heeft om als minderjarige te worden aangemerkt in haar verzoek om nareis. Verweerder heeft het procesbelang niet betwist. Verweerder heeft hierbij gewezen op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)2 waarin is geoordeeld dat er bij beroep tegen het besluit tot verlening van een verblijfsvergunning procesbelang bestaat wanneer persoonsgegevens betwist worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij het voeren van deze procedure en zal de rechtbank het beroep inhoudelijk behandelen.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft in het verweerschrift en op zitting toegelicht dat zij de identiteit van eiseres geloofwaardig heeft geacht, maar dat de door haar opgegeven leeftijd uitdrukkelijk niet geloofwaardig is geacht. Dit staat in de aanhef van het besluit. Als het
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en ABRvS 20 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:780).
2 ABRvS 17 september 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AL3294).
geloofwaardig wordt geacht dat iemand afkomstig is uit Eritrea en illegaal is uitgereisd, dan is het feit dat de opgegeven leeftijd niet klopt, volgens verweerder onvoldoende om geen internationale bescherming te verlenen. Verweerder wijst er op dat in een eerdere beroepsprocedure is vastgesteld dat verweerder van de geboortedatum zoals in Zwitserland geregistreerd mocht uitgaan. Omdat eiseres geen identificerende documenten heeft overgelegd om de door haar gestelde geboortedatum te onderbouwen, mocht verweerder nog steeds van deze datum uitgaan.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet van de geboortedatum is uitgegaan zoals naar voren gebracht door eiseres. Dat verweerder in het besluit heeft genoemd dat hij van de geboortedatum
[1999] is uitgegaan, is daarvoor onvoldoende. Eiseres had in het gehoor naar voren gebracht dat de geboortedatum die verweerder aanhield niet klopte. Daarbij heeft verweerder de identiteit van eiseres in het besluit geloofwaardig geacht, en kan in beginsel worden aangenomen dat de geboortedatum onderdeel van de identiteit is. Verweerder had het besluit op dit punt dan ook nader moeten motiveren.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank is echter van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Verweerder heeft immers op zitting wel voldoende gemotiveerd waarom hij de geboortedatum zoals gesteld door eiseres niet geloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft hiertoe van belang mogen achten dat er in een eerdere procedure al discussie is gevoerd over de geboortedatum, en dat de rechtbank in die procedure heeft geoordeeld dat verweerder van de geboortedatum [1999] mocht uitgaan. Het was daarom nu aan eiseres om ofwel identificerende documenten over te leggen om de door haar gestelde geboortedatum te onderbouwen, ofwel een aannemelijke verklaring te geven waarom zij eerder een verkeerde geboortedatum heeft opgegeven. De verklaring die eiseres hiertoe op zitting heeft afgelegd, dat deze geboortedatum door een vriendin is opgegeven omdat zij niet bewust was, mag verweerder onvoldoende vinden. Verder heeft verweerder op zitting voldoende toegelicht waarom hij toch een verblijfsvergunning asiel heeft verleend, ondanks dat de door eiseres gestelde geboortedatum niet over werd genomen. Verweerder vond immers de overige onderdelen van eiseres identiteit, en haar nationaliteit wel geloofwaardig, en achtte dit voldoende om de
verblijfsvergunning te verlenen. Eiseres heeft naar voren gebracht dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel volgens rechtspraak van het EHRM mag worden afgewezen als de identiteit niet geloofwaardig wordt geacht, en ook als de opgegeven leeftijd niet juist blijkt
te zijn. Dat betekent echter niet dat verweerder de aanvraag ook
moetafwijzen als zij van een andere geboortedatum uitgaat dan verklaard door de vreemdeling. Verweerder heeft voldoende uitgelegd waarom er hier wel voor gekozen is een vergunning te verlenen, ondanks de discussie over de geboortedatum.
Conclusie
8. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is vanwege een motiveringsgebrek en vernietigt daarom het besluit. Omdat verweerder op zitting wel voldoende heeft gemotiveerd waarom zij de door eiseres gestelde geboortedatum niet heeft overgenomen,
laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Als geboortedatum van eiseres blijft daarom [1999] geregistreerd staan.
9. Omdat het beroep gegrond is besluit de rechtbank dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van der Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
16 november 2021
en zal openbaar gemaakt worden op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.