ECLI:NL:RBDHA:2021:16868
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering en vestigingsalternatief
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Petkovski, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G. Cambier, was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding en na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn bekering tot het geloof een verdieping had ondergaan, en dat de situatie in Irak niet zodanig was verslechterd dat er sprake was van een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat eiser in staat was om terug te keren naar Irak, waar hij eerder geen problemen had ondervonden. De rechtbank wees ook op het feit dat eiser zijn beroepsgronden met betrekking tot medische omstandigheden had ingetrokken, waardoor deze niet verder besproken hoefden te worden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 november 2021, en er werd een rechtsmiddel vermeld voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.