ECLI:NL:RBDHA:2017:13007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling wegens ongeloofwaardige bekering tot het christendom en onvoldoende risico op vervolging in de Koerdische Autonome Regio
Op 3 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Iraakse vreemdeling die een herhaalde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die het verzoek kennelijk ongegrond achtte. De vreemdeling, die sinds 2003 in Nederland verblijft, had eerder al zeven asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste in 2015 werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar de Koerdische Autonome Regio (KAR) in Irak een reëel risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM. De vreemdeling had als nieuw element aangevoerd dat de veiligheidssituatie in de KAR was verslechterd en dat hij zich had bekeerd tot het christendom. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de vreemdeling over zijn bekering ongeloofwaardig waren, mede omdat hij deze bekering niet eerder had gemeld in zijn eerdere asielprocedures. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.