ECLI:NL:RBDHA:2021:16943
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake rechtmatig verblijf op grond van Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Poolse nationaliteit, had in een eerder besluit van 24 maart 2021 te horen gekregen dat hij geen rechtmatig verblijf had op basis van het Unierecht. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 17 juni 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 22 november 2021 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door A.M.V. Bandhoe, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, zoals vastgelegd in de Richtlijn 2004/38 EG en het Vreemdelingenbesluit. Eiser verblijft al meer dan drie maanden in Nederland, heeft geen werk, geen middelen van bestaan en heeft niet aangetoond dat hij actief op zoek is naar werk.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangenafweging door de Staatssecretaris deugdelijk was en dat de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wogen dan die van eiser. Eiser heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en leidt een zwervend bestaan, wat ook heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en eiser vrijgesteld van het betalen van griffierecht, gezien zijn financiële situatie.