ECLI:NL:RBDHA:2021:16951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofsverdieping en problemen met stam in Irak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser die een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De eiser, die in 1981 is geboren, heeft verklaard dat hij vreest voor vervolging of zelfs de dood door zijn vader en voormalige stam vanwege zijn bekering tot het christendom. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat de geloofsverdieping van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in de motieven voor zijn bekering en de veranderingen die hij heeft doorgemaakt ten opzichte van zijn eerdere aanvraag. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en jurisprudentie die aangeven dat bij opvolgende aanvragen een verzwaarde bewijslast geldt voor de aanvrager.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk een geloofsverdieping heeft doorgemaakt. De verklaringen van de eiser werden als oppervlakkig beoordeeld en de rechtbank vond dat hij niet kon aantonen hoe het christendom hem als persoon heeft veranderd. De brief van de pastoor, die de eiser had ingediend als bewijs van zijn geloofsverdieping, werd door de rechtbank als onvoldoende waardevol beschouwd, omdat deze niet aantoont dat er sprake is van een oprechte bekering.
Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van de eiser dat hij bij terugkeer naar Irak problemen zal ondervinden met zijn voormalige stam, niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft opgemerkt dat de broers van de eiser, die ook op de vogelvrijverklaring staan, vrijwillig naar Irak zijn teruggekeerd, wat de vrees van de eiser voor vervolging ondermijnt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.