Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker 2] ,verzoeker 2, V-nummer: [V-nummer 3] hierna gezamenlijk: verzoekers
Rechtbank Den Haag
Op 7 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een Oekraïense moeder en haar twee minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 november 2021 hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de beroepsprocedure is aangehouden. In afwachting van de uitspraak in de bodemzaak vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de opvang van verzoekers niet mocht eindigen voordat er een uitspraak was gedaan in de beroepsprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belangen van verzoekers om in Nederland te blijven met behoud van opvang zwaarder wegen dan de belangen van de Staatssecretaris bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, wat betekent dat het besluit van de Staatssecretaris wordt geschorst en verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.