ECLI:NL:RBDHA:2021:16975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van Oekraïense verzoekers met minderjarige kinderen

Op 7 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een Oekraïense moeder en haar twee minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 november 2021 hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de beroepsprocedure is aangehouden. In afwachting van de uitspraak in de bodemzaak vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de opvang van verzoekers niet mocht eindigen voordat er een uitspraak was gedaan in de beroepsprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belangen van verzoekers om in Nederland te blijven met behoud van opvang zwaarder wegen dan de belangen van de Staatssecretaris bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, wat betekent dat het besluit van de Staatssecretaris wordt geschorst en verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17351
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster, V-nummer: [V-nummer 1] mede namens haar minderjarige kinderen:
[verzoeker 1] ,verzoeker 1, V-nummer: [V-nummer 2]
[verzoeker 2] ,verzoeker 2, V-nummer: [V-nummer 3] hierna gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsprocedure in de bodemzaak is aangehouden. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verzoekster is van Oekraïense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1985. Verzoeker 1 is van Oekraïense en Azerbeidzjaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 2013. Verzoeker 2 is van Oekraïense en Azerbeidzjaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 3] 2017.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De asielaanvragen van verzoekers zijn afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De reden hiervoor is dat verzoekers afkomstig zijn
uit Oekraïne en dit door verweerder is aangemerkt als veilig land van herkomst.
4. Omdat de beroepsprocedure is aangehouden, kan de rechtbank niet binnen afzienbare tijd uitspraak doen op het beroep. Nu de opvang van verzoekers zal eindigen voordat de uitspraak in de beroepsprocedure is gedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekers om de uitspraak op hun beroep in Nederland af te wachten met behoud van opvang, zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onverkorte handhaving van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
5. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat besluit van verweerder van 2 november 2021 wordt geschorst totdat is beslist op het beroep. Dit betekent op zijn beurt (a) dat de opvang dient te worden gecontinueerd, ook na 4 weken na het nemen van de bestreden besluiten, en (b) dat verzoekers niet kunnen worden uitgezet.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat is beslist op het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. G.P. Loman R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.