ECLI:NL:RBDHA:2021:17006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.14292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, die een V-nummer heeft, had bezwaar gemaakt tegen een voorgenomen uitzetting naar Italië en verzocht om een voorlopige voorziening. De uitzetting was gepland op 14 september 2021, maar deze vlucht werd geannuleerd omdat verzoeker weigerde mee te werken aan een Covid-test. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat er geen sprake was van 'tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de annulering van de vlucht het gevolg was van veranderende omstandigheden. Verzoeker had niet mee willen werken aan de vereiste Covid-test, wat leidde tot de annulering van de vlucht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, en wees het verzoek af als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14292
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.Q. van der Zaan).

Procesverloop

Verweerder heeft verzoeker medegedeeld dat hij voornemens is verzoeker op 14 september 2021, om 09:10 uur, met vluchtnummer [vluchtnummer] uit te zetten naar Venetië en hem over te dragen aan de Italiaanse autoriteiten.
Verzoeker heeft op 7 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke overdracht als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet (de Vw) en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die bepaalt dat overdracht achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist.
Op 13 september 2021 heeft verweerder medegedeeld dat de voor verzoeker geplande vlucht van 14 september 2021 is geannuleerd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en gevraagd om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat hij zich verzet tegen een proceskostenvergoeding.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vlucht is geannuleerd omdat verzoeker heeft geweigerd om mee te werken aan een Covid-test, wat wel was vereist om te kunnen vliegen. In feite krijgt verzoeker wat hij wil, hij wordt nu immers niet overgedragen aan Italië, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van ‘tegemoetkomen’ in de zin van artikel 8:75 a van de Awb. Van tegemoetkomen is namelijk geen sprake als een besluit wordt gewijzigd of ingetrokken als sprake is veranderende omstandigheden.1 Daarvan is hier sprake. Dat verzoeker niet zou meewerken aan de overdracht stond nog niet vast op het moment dat verweerder hem de vlucht aanzegde. Omdat er geen sprake is van ‘tegemoetkomen’, bestaat er ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek dan ook af.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1084).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
06 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.