ECLI:NL:RBDHA:2021:17033
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure met niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een niet-ontvankelijk verklaring van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 26 november 2021, waarbij de aanvraag van verzoekster werd afgewezen omdat zij geen nieuwe elementen of bevindingen had ingediend die relevant waren voor de beoordeling van haar opvolgende asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep is doorverwezen naar de meervoudige kamer en dat er geen zitting zal plaatsvinden. Op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter de noodzaak van een voorlopige voorziening beoordeeld. Hierbij is het belang van verzoekster om de uitkomst van het beroep in Nederland af te wachten zwaarder gewogen dan het belang van de verweerder bij handhaving van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.