ECLI:NL:RBDHA:2021:17039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
NL21.492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 11 augustus 2021 een verzoek ingediend voor proceskostenvergoeding na het intrekken van haar beroep, dat was ingesteld tegen het niet toekennen van een dwangsom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op 1 maart 2021 een dwangsombesluit had genomen, waarmee hij tegemoetkwam aan de wensen van verzoekster. Echter, de Staatssecretaris weigerde de proceskosten te vergoeden, stellende dat de rechtbank onbevoegd was om te oordelen over het beroep van verzoekster.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de Staatssecretaris de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom binnen twee weken na de laatste dag waarop deze verschuldigd was, had moeten vaststellen. Dit was niet tijdig gebeurd. De rechtbank oordeelde dat verzoekster wel degelijk een beroep kon instellen tegen het besluit van de Staatssecretaris, omdat er elementen waren die niet door de Staatssecretaris waren beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris, door alsnog een dwangsom vast te stellen, in feite had voldaan aan het verzoek van verzoekster, en dat hij daarom wel degelijk proceskosten verschuldigd was aan verzoekster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 748,-, welke door de Staatssecretaris aan verzoekster diende te worden betaald. De uitspraak werd gedaan door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier M. Bos, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Bestuursrecht zaaknummer: NL21.492
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft op 11 augustus 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 24 december 2020 een besluit genomen. Verzoekster is in beroep gegaan tegen het niet toekennen van dwangsom. Op 1 maart 2021 heeft verweerder een dwangsombesluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoekster wil betalen. Volgens verweerder is bij beschikkingen van 1 maart 2021 aan verzoekster een dwangsom toegekend van € 1.442,-. Verweerder is van mening dat er geen proceskosten zijn verschuldigd, omdat de rechtbank onbevoegd was om te oordelen inzake het beroep. Verweerder merkt daartoe op dat verzoekster geen beroep niet tijdig beslissen kan indienen als dit ziet op een ambtshalve te nemen besluit en verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.1 Verweerder verzet zich derhalve tegen een veroordeling in de proceskosten.
4. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar artikel 4:18 Awb, dat verweerder de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was dient vast te stellen. Dat is in dit geval niet (op tijd) gebeurd. Verweerder heeft op 6 november 2020 een besluit genomen waarbij aan verzoekster een asielvergunning is toegekend, maar verweerder heeft zich in dit besluit niet uitgelaten over de verschuldigde dwangsom. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat verzoekster hiertegen geen beroep niet tijdig beslissen kon instellen mede ook nu dit een beroep betreft tegen het reële besluit en niet een beroep niet tijdig beslissen. Niet valt in te zien dat verzoekster geen beroep zou kunnen instellen tegen het besluit, nu daarin - haar inziens - een bepaald element ten onrechte niet door verweerder is beoordeeld. De rechtbank ziet voorts niet in waarom zij onbevoegd zou zijn om vervolgens over dat beroep te oordelen.
5. Nu verweerder, bij besluit van 1 maart 2021, alsnog een dwangsom heeft vastgesteld, is hij in feite tegemoetgekomen aan het verzoek van verzoekster. Dat verweerder er in dit geval voor heeft gekozen om de dwangsom toe te kennen in een
separate beschikking maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder nu geen proceskosten zou zijn verschuldigd aan verzoekster. De rechtbank is dus van oordeel dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet betalen.
6. De rechtbank wijst het verzoek toe.
7. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 748,-. (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 748,-).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
30 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.