ECLI:NL:RBDHA:2021:17047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
NL21.17810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van Eritrese eiser met internationale bescherming in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 31 maart 2017 internationale bescherming geniet in Duitsland, wat de reden was voor de niet-ontvankelijkheid van zijn asielaanvraag in Nederland. Eiser betwistte zijn verblijfsstatus in Duitsland en voerde aan dat hij geen reisdocument kon verkrijgen om zijn vrouw en kind in Nederland te bezoeken. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie van de Duitse autoriteiten voldoende actueel en duidelijk was, en dat verweerder in beginsel mocht afgaan op deze informatie. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn beschermingsstatus in Duitsland was beëindigd of dat hij deze niet kon verlengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17810
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Vissers).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17811, op 9 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Sium. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is van Eritrese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser vanaf 31 maart 2017 internationale bescherming heeft in Duitsland.1
4. Eiser betwist dat hij in Duitsland een verblijfstatus heeft. Als hij wel een verblijfstatus in Duitsland heeft is dat voor beperkte duur en verstrijkt deze status binnen een jaar. Eiser vindt ook dat verweerder in zijn geval niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Duitse autoriteiten geven hem geen reisdocument waarmee hij zijn vrouw en kind in Nederland kan bezoeken. Dit document krijgt hij alleen als hij een Eritrees paspoort overlegt. Hiervoor moet eiser zich tot de Eritrese autoriteiten wenden. Dit kan eiser niet doen, omdat hij juist voor de Eritrese autoriteiten is gevlucht. Het Duitse systeem schiet hiermee op fundamenteel niveau tekort.2 Verder vindt eiser dat hij in bewijsnood verkeert en niet kan aantonen dat hij in Duitsland geen reisdocument kan krijgen. Het voeren van een procedure tegen de weigering van een reisdocument is bij voorbaat kansloos en hij kan zich in Duitsland geen advocaat veroorloven.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag afgaan op informatie verstrekt door de Duitse autoriteiten waaruit blijkt dat eiser daar internationale bescherming heeft. Dit is anders als de verstrekte informatie onvoldoende actueel is of onvoldoende informatie geeft over de verblijfsrechtelijke positie van eiser. Dan moet verweerder nader onderzoek doen.3
6. De rechtbank stelt vast dat uit het Eurodac-onderzoek van 3 november 2021 blijkt dat eiser vanaf 31 maart 2017 internationale bescherming heeft in Duitsland. Het tijdsverloop tussen het onderzoek in het Eurodac-systeem en het bestreden besluit is zeer beperkt. Verweerder mocht er daarom vanuit gaan dat de uit Eurodac verkregen informatie (nog) actueel is. Ook blijkt uit deze informatie voldoende duidelijk wat de verblijfsrechtelijke positie van eiser in Duitsland is. Verweerder mocht daarom aannemen dat eiser internationale bescherming in Duitsland heeft. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat zijn beschermingsstatus in Duitsland is beëindigd, ingetrokken of dat hij deze niet kan verlengen.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Duitsland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hier in zijn geval niet vanuit kan worden gegaan. Dat eiser stelt dat hij niet direct een reisdocument krijgt toegekend is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Er is niet gebleken dat het voor eiser, eventueel na het doorlopen van een procedure, niet mogelijk is om een reisdocument te krijgen of dat hij zich hierover niet tot de Duitse autoriteiten kan wenden. De stelling dat dit bij voorbaat kansloos is en dat eiser de
1. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2 In strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 3 van het EVRM, artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het IVBPR.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441
kosten niet kan dragen heeft eiser niet onderbouwd. Niet is gebleken dat eiser de juiste instanties heeft benaderd. Hierdoor is niet gebleken dat de (hogere) instanties van Duitsland eiser niet willen of kunnen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2021 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
16 december 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.