ECLI:NL:RBDHA:2021:17055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig vastgestelde bestuurlijke dwangsom en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. De Staatssecretaris had op 6 november 2020 een besluit genomen, maar dit bevatte geen informatie over de verschuldigde dwangsom. Verzoeker ging in beroep tegen het niet toekennen van deze dwangsom. Op 10 februari 2021 heeft de Staatssecretaris alsnog een dwangsombesluit genomen, maar verzoeker had inmiddels zijn beroep ingetrokken en vroeg om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, omdat de dwangsom uiteindelijk is vastgesteld, wat verzoeker wilde. De rechtbank stelt vast dat de proceskosten van verzoeker € 374,- bedragen, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. De rechtbank oordeelt dat de samenhang tussen de procedures evident is en dat de Staatssecretaris niet kan ontkomen aan de verplichting om de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 374,- aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse en is op 3 november 2021 bekendgemaakt. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.