ECLI:NL:RBDHA:2021:17120
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning in het kader van het Working Holiday Scheme en opleggen terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Australische nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel 'Uitwisseling in het kader van het Working Holiday Scheme'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor dit verblijfsdoel. Eiseres had eerder contact gehad met de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en op basis van dat contact had zij de aanvraag ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon aantonen dat er sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezeggingen waren gedaan die haar deden geloven dat de aanvraag zou worden goedgekeurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning en dat het opleggen van een terugkeerbesluit niet onevenredig was. Eiseres had aangevoerd dat het terugkeerbesluit haar in de toekomst zou kunnen schaden, maar de rechtbank oordeelde dat deze gevolgen te onzeker waren om te concluderen dat het evenredigheidsbeginsel was geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiseres kreeg wel vrijstelling van het griffierecht, omdat zij aan de voorwaarden daarvoor voldeed.