ECLI:NL:RBDHA:2021:17307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL21.6009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over homoseksualiteit en vrees voor mensenhandelaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig waren. Eiser had verklaard homoseksueel te zijn en vreesde represailles van mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank vond echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn vrees aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de problemen met mensenhandelaren te vaag en summier waren om als geloofwaardig te worden beschouwd. De rechtbank wees erop dat de eiser, ondanks zijn lage opleidingsniveau, in staat was om gedetailleerd te verklaren over zijn reis naar Nederland, maar dat hij niet in staat was om vergelijkbare details te geven over zijn seksuele identiteit en de relatie met zijn partner. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiser terecht was afgewezen als ongegrond, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6009

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).
Procesverloop [1]
Bij besluit van 13 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [2] Daarnaast is geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend. [3] Ook is aan eiser geen uitstel van vertrek verleend. [4] Aan eiser is een dwangsom toegekend van € 1.442 en een gerechtelijke dwangsom van € 7.500.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] van Vluchtelingenwerk Nederland . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na het sluiten van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen over een politie-oproep. Eiser heeft op 6 juli 2021 een definitieve reactie ingediend.
Partijen hebben vervolgens desgevraagd niet aangegeven dat de rechtbank de zaak op een nadere zitting moet behandelen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding; asielrelaas
1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard homoseksueel te zijn. In Nigeria is het uiten van homoseksualiteit verboden. Nadat zijn partner was opgepakt op verdenking van homoseksualiteit, heeft eiser een oproep van de politie ontvangen om zich te melden wegens verdenking van homoseksualiteit. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij bij terugkeer vreest voor represailles van mensenhandelaren waar hij eerder het slachtoffer van is geworden.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat verweerder geen geloof hecht aan de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft de gestelde problemen met mensenhandelaren wel geloofwaardig geacht maar vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege die problemen bij terugkeer naar Nigeria moet vrezen voor vervolging. De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst zijn wel geloofwaardig geacht. [5]
Inzet telefonische tolk
3. Eiser voert in de eerste plaats aan dat verweerder had moeten afzien van het inschakelen van een telefonische tolk. Eiser is niet gehoord in zijn moedertaal maar in Pidgin Engels. Deze tolk was tweede keuze. Gehoren die draaien om de seksuele oriëntatie van mensen zijn al gecompliceerd door alle persoonlijke en culturele omstandigheden en verschillen die een rol spelen. Communicatie via een telefonische tolk is volgens eiser lastiger dan via een persoonlijke tolk omdat de tolk het non-verbale deel van de communicatie mist. Daarbij is van belang dat het gehoor een hele dag heeft geduurd. Dit is al lang met een persoonlijke tolk, laat staan met een telefonische. Het risico op fouten wordt dan volgens eiser té groot. Daarnaast was de tolk ook geen registertolk. Het is eiser bekend dat er geen registertolken Pidgin Engels beschikbaar zijn. Verweerder had er rekening mee dienen te houden dat de kwaliteit van de tolk dus niet gegarandeerd is. Dit had een reden te meer dienen te zijn om af te zien van het inschakelen van een telefonische tolk, aldus eiser.
3.1.
Uit het rapport nader gehoor blijkt dat de geplande tolk in de Igbo taal had afgebeld en dat in overleg met gemachtigde er voor is gekozen om het nader gehoor te laten plaatsvinden in het Pidgin Engels. Dat dit niet de moedertaal is van eiser was op dat moment dus geen reden om het gehoor niet te laten doorgaan.
Ter zitting is gesteld dat geen toestemming is gegeven voor een telefonische tolk. Uit het nader gehoor blijkt echter dat niet is gereageerd op de mededeling dat de tolk telefonisch aansluit. Daarnaast is van belang dat eiser expliciet is voorgehouden dat hij het moet zeggen als hij de tolk niet verstaat.
Aangenomen mocht worden dat eiser het Pidgin Engels in voldoende mate beheerst om het gehoor in die taal te doen. Daarbij acht de rechtbank met verweerder van belang dat eiser zakenman is met contacten in Noord-Nigeria waar Pidgin Engels wordt gesproken. Uit de voorbeelden die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht blijkt dat de communicatie niet optimaal verliep, maar daaruit volgt niet zonder meer dat het gehoor zo onzorgvuldig is verlopen dat er niet van kan worden uitgegaan dat eiser heeft kunnen verklaren wat hij wilde en kon verklaren of dat er fouten zijn gemaakt. Daarvoor bevat het rapport van het nader gehoor geen aanknopingspunten. Het valt niet uit te sluiten dat de inzet van een telefonische tolk ertoe leidt dat de tolk en eiser elkaar minder goed hebben verstaan, maar eiser heeft zelf aan de tolk gevraagd of woorden herhaald konden worden als hij het niet (goed) begreep. Ook heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan en begrepen. Verder zijn sommige vragen op een andere manier gesteld als bleek dat eiser de vraag niet goed begreep. Het rapport van Vluchtelingenwerk geeft ook geen wezenlijk ander beeld van het gehoor. Daarom heeft verweerder niet hoeven afzien van de inzet van een telefonische tolk.
De beroepsgrond slaagt niet.
Gestelde homoseksuele geaardheid
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn verklaring dat hij homoseksueel is ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt. Eiser is overvraagd tijdens de gehoren. Er werden dingen van hem verwacht waartoe hij niet in staat is. Eiser vindt het namelijk lastig om zijn problemen helder te verwoorden en hij vindt het moeilijk om over gevoelens te spreken. Bepaalde vragen lijken daarnaast niet door te dringen tot eiser of moeten vaak worden herhaald voordat hij ze snapt. Er is geen sprake van vage verklaringen; zijn verklaringen zijn in lijn met het lage opleidingsniveau van eiser en wat in zijn situatie verwacht kan worden. Over de toekomstplannen met [naam] is sprake van een misverstand. Zij woonden al samen, zoals eiser ook heeft verklaard. In de zienswijze is slechts gesteld dat het enige dat eiser en [naam] samen gepland hadden hun samenwonen is. Eiser was verder tevreden over zijn leven, en had geen verdere plannen dan de status quo te handhaven, met andere woorden, te blijven samenwonen, aldus eiser.
4.1.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de periode waarop eiser er voor het eerst achter kwam dat hij homoseksueel is, ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft over die periode slechts verklaard dat hij voor het eerst gevoelens kreeg voor een jongen toen hij veertien/vijftien jaar oud was. Hij en [naam] waren al vrienden van elkaar en logeerden bij elkaar. [naam] was degene die hem als eerste begon aan te raken en zo zijn de gevoelens begonnen (p. 10 van het rapport nader gehoor). Verder heeft eiser verklaard dat hij heeft nagedacht over waarom hij op mannen valt en dat hij toen verdrietig werd. Hij heeft nagedacht en besloten in zijn hart dat hij verder gaat met [naam] . Ook heeft eiser verklaard dat hij heeft geprobeerd om met een vrouw te zijn, maar dat vond hij niet leuk (p. 11 van het rapport nader gehoor). Dit is alles wat eiser heeft verklaard over de periode toen hij voor het eerst erachter kwam dat hij homoseksueel is. Verweerder heeft eiser meerdere keren in de gelegenheid gesteld om uitgebreider over deze periode te verklaren (p. 10 en 11 van het rapport nader gehoor). Verweerder kan worden gevolgd dat eiser heeft nagelaten inzicht te geven in zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid. Verwacht mag worden dat in een land als Nigeria waar het uiten van homoseksualiteit verboden is eiser meer inzicht kan geven in zijn gedachten en gevoelens destijds en wat het met hem deed toen hij erachter kwam dat hij op mannen valt. De enkele verklaring dat hij niet goed over gevoelens kan praten is geen afdoende verklaring voor de summiere en vage verklaringen van eiser. Daarvoor is ook van belang wat onder 4.6. wordt overwogen.
4.2.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de verklaringen van eiser over zijn relatie met [naam] vaag en summier zijn. Eiser stelt vanaf zijn veertiende/vijftiende een relatie te hebben (gehad) met [naam] en verder met niemand anders in Nigeria. Eiser heeft geen verklaringen afgelegd die inzicht geven in zijn persoonlijke ervaringen over de relatie. Zo heeft eiser enkel meerdere keren aangegeven dat hij [naam] een goed karakter vindt hebben en dat hij het formaat van zijn geslachtsdeel leuk vindt (p. 10 en 11 van het rapport nader gehoor). Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze verklaringen zo oppervlakkig, vaag en summier zijn dat die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde relatie. Eiser kan weliswaar verklaren over activiteiten die hij samen met [naam] deed (p. 12 van het rapport nader gehoor), maar verweerder kan worden gevolgd dat daaruit niet blijkt dat er sprake is van een relatie zoals eiser dat stelt, omdat men ook met vrienden kan voetballen, naar de rivier kan gaan om water te halen, et cetera. De aanvullende verklaringen bij de correcties en aanvullingen over wat hij nog meer leuk vindt aan [naam] , hebben verweerder niet tot een ander standpunt hoeven brengen. Niet wordt ingezien waarom hij deze punten niet in het nader gehoor naar voren heeft kunt brengen, aangezien de vraag over de invulling van de relatie meermaals en op verschillende manieren aan eiser is gesteld.
4.3.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de verklaringen over de positie van homoseksuelen in Nigeria vaag en summier zijn. Eiser kan wel de organisatie [organisatie] benoemen, maar op de vraag wat hij ervan vond dat hij met niemand over zijn geaardheid kon spreken, geeft eiser enkel aan dat hij gewoon een geheim had, omdat hij het aan niemand kon vertellen en de overheid er niet blij mee was (p. 12 en 13 van het rapport nader gehoor).
4.4.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wat hij heeft meegemaakt in Nigeria met zijn homoseksuele geaardheid. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat niemand van zijn geaardheid en zijn relatie met [naam] afwist en dat ook niemand denkt dat zij een relatie hebben, omdat hij en [naam] al jaren vrienden waren (p. 12 en 13 van het rapport nader gehoor). Maar anderzijds heeft eiser verklaard dat de politie een oproep heeft gestuurd wegens verdenking van homoseksualiteit. Dat is tegenstrijdig aan elkaar, en voor die tegenstrijdigheid is geen afdoende verklaring gegeven.
Daar komt bij dat eiser ook is gevraagd hoe hij de toekomst met [naam] voor zich zag in Nigeria, waar eiser op heeft geantwoord dat hij daar niet over heeft nagedacht (p. 13 van het rapport nader gehoor). Dat men in Nigeria in het algemeen niet zoveel nadenkt over de toekomst, zoals in de correcties en aanvullingen wordt aangevoerd, is iets anders dan nadenken over de toekomst met betrekking tot een homoseksuele relatie met [naam] , aangezien het uiten van homoseksualiteit verboden is in Nigeria. Eiser is hierover meerdere malen in de gelegenheid gesteld om gedetailleerder te verklaren en het persoonlijk te maken (p. 14 en 15 van het rapport nader gehoor), maar eiser heeft dat nagelaten. Derhalve heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over wat hij in Nigeria heeft meegemaakt ongeloofwaardig geacht.
4.5.
Wat betreft de contacten met de lhbti-gemeenschap in Nederland en de kennis van de Nederlandse situatie wat betreft homoseksuelen volgt verweerder eiser in zijn verklaringen. Zoals de brief van COC Deventer van 21 juni 2019 ook bevestigt, wordt geloofwaardig geacht dat eiser bekend is bij het COC. Echter, verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat hij daarom de verklaringen over de gestelde homoseksualiteit van eiser niet zonder meer geloofwaardig had moeten vinden. Verweerder kan worden gevolgd dat er een integrale beoordeling plaatsvindt, waarbij verweerder het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van eiser met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid heeft mogen leggen. [6] Verweerder heeft zich in dit geval niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze contacten en deze kennis onvoldoende zijn om de gestelde geaardheid geloofwaardig te achten.
4.6.
Verweerder heeft bij dit alles van belang mogen achten dat eiser in staat is gebleken om, ondanks zijn lage opleidingsniveau, uitgebreid en gedetailleerd te verklaren over zijn reis naar Nederland. Verweerder kan worden gevolgd dat het dan afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas als hij dat niet kan waar het gaat om zijn gestelde homoseksualiteit.
4.7.
Gelet op dit alles is verweerder niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de door eiser gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is.
De beroepsgrond slaagt niet.
Oproep politie om zich te melden op het bureau wegens verdenking van
homoseksualiteit
5. Eiser voert aan dat verweerder de gestelde oproep van de politie om zich te melden op het bureau op verdenking van homoseksualiteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft aangegeven dat hijzelf een week is weg geweest om inkopen te doen in het noorden van Nigeria. Men heeft hem daarom niet op kunnen pakken vanwege zijn homoseksualiteit. Dan is het volgens eiser niet vreemd dat er een brief wordt verzonden aan eiser met het verzoek om zich te melden.
Eiser voert verder aan dat verweerder voor wat betreft die oproep niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht en dat verweerder handelt in strijd met de equality of arms.
5.1.
Bureau Documenten heeft de politie-oproep onderzocht. In de verklaring van onderzoek heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat:
1. de basisgegevens zijn aangebracht met een printtechniek (inkjet).
2. de opmaak en afgifte wijkt af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal.
Op basis van die kenmerken is Bureau Documenten tot de conclusie gekomen dat de echtheid, opmaak en afgifte van het document dit met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Wat betreft de inhoud van het document kan door Bureau Documenten niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is, zo staat in de verklaring van onderzoek.
5.2.
Bureau Documenten functioneert onder de verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat de verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dat laat echter onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van de staatssecretaris als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb meebrengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen. In die situaties kan hij niet volstaan met een verwijzing naar de conclusies van de verklaring van onderzoek. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636, onder 3.1.
5.3.
Eiser heeft geen aanknopingspunten geboden om aan de conclusie van Bureau Documenten over de politie-oproep af te doen. Daarbij is mede van belang dat, hoewel de rechtbank eiser daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, uiteindelijk geen contra-expertise is overgelegd die afbreuk doet aan de zorgvuldige totstandkoming van het rapport dan wel aan de conclusies ervan.
Daarmee bestaan geen aanknopingspunten dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en heeft hij de verklaring van onderzoek aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen. Het betoog slaagt niet.
Vrees voor mensenhandelaren
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat hij slechts
vermoedt dat hij bij terugkeer naar Nigeria het slachtoffer zal worden van een groep mensensmokkelaars waar hij eerder ook al het slachtoffer van was geworden. Verweerder heeft daarbij volgens hem ten onrechte verwezen naar het algemeen ambtsbericht over Nigeria van maart 2021. Het ambtsbericht is verre van eenduidig. Eiser wijst daarnaast op de ‘Country Guidance: Nigeria’ van EASO van februari 2019. Daaruit blijkt dat er een risico is op represailles van mensenhandelaren en van ‘re-trafficking’. EASO geeft verder aan dat er een risicoanalyse dient te worden gemaakt waarin diverse factoren meegenomen dienen te worden, waaronder de hoogte van de schuld en het feit of een vreemdeling heeft getuigd tegen een mensenhandelaar. Eiser heeft een schuld bij een mensenhandelaar (hij is vrijgekocht) en heeft tegen de mensenhandelaren waarvan hij het slachtoffer is geworden aangifte gedaan. Ten onrechte heeft verweerder daarom niet zo’n risicoanalyse gedaan. Ter verdere onderbouwing wijst hij op het rapport ‘Nigeria. Trafficking in human beings,’ van EASO uit april 2021. Het standpunt van verweerder is in het licht van de samenwerkingsverplichting van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn [7] niet te volgen, zo betoogt eiser.
Eiser concludeert dat hij door de handelingen van de mensenhandelaren het slachtoffer is geworden van zeer ernstige mensenrechtenschendingen. In Duitsland heeft hij zich daarvoor onder behandeling dienen te stellen van een psychiater die een PTSS heeft geconstateerd. Inmiddels is eiser in Nederland enigszins tot rust kunnen komen doordat hij twee jaar lang een verblijfsvergunning heeft gehad. Gezien de ernst van de mensenrechtenschendingen is het gepast om hem te erkennen als vluchteling en hem niet terug te sturen naar Nigeria, aldus eiser.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vrees van eiser voor de mensenhandelaren een vermoeden is en dat dit, gelet op de objectieve verifieerbare informatie uit het ambtsbericht, onvoldoende is voor de conclusie dat zijn vrees aannemelijk is. Het is, zo stelt verweerder, niet duidelijk op welk schaal (gewelddadige) represailles van mensensmokkelaars in de praktijk voorkomen. Dat verschillende bronnen aangeven opgemerkt te hebben dat de houding van mensenhandelaren jegens slachtoffers die terugkeren is verhard, is onvoldoende voor de conclusie dat de vrees van betrokkene voor de mensenhandelaren aannemelijk is. Gelet hierop wordt ook niet ingezien waarom een risicoanalyse moet worden opgemaakt, zo stelt verweerder.
Verweerder heeft op de zitting nader toegelicht dat hij tijdens het nader gehoor niets heeft verklaard over een schuld; hem is niet om geld gevraagd voor de reis. De aangifte voor mensenhandel is geseponeerd en in geen enkel land is vervolging ingesteld. Dat is een indicatie dat de vrees voor de mensenhandelaren niet aannemelijk is gemaakt, aldus verweerder.
6.2.
In het ambtsbericht staat in paragraaf 6.2 over het risico op represailles van mensenhandelaren onder meer:
“Veel van deze slachtoffers vrezen represailles tegen henzelf of hun familieleden indien zij de seksuele uitbuiting ontvluchten zonder hun schuld af te betalen. Er bestaat echter geen eenduidig beeld van de schaal waarop en mate waarin slachtoffers daadwerkelijk aan represailles onderworpen werden bij terugkeer in Nigeria en er zijn weinig concrete gevallen waarin represailles hebben plaatsgevonden gedurende deze verslagperiode bekend. Verschillende bronnen gaven wel aan te hebben opgemerkt dat de houding van mensenhandelaren jegens slachtoffers die terugkeren naar Nigeria zonder hun schuld af te betalen is verhard. Dit vertaalde zich in represailles tegen familieleden van slachtoffers en/of de retrafficking van teruggekeerde slachtoffers van mensenhandel.
(…)
Hoewel de vrees voor represailles onder slachtoffers van mensenhandel dus groot is, bestaat er minder inzicht in de schaal waarop (gewelddadige) represailles voorkomen in de praktijk. Ook de vertrouwelijke bronnen die werden geïnterviewd voor dit ambtsbericht spraken elkaar tegen m.b.t. deze vraag.”
In de ‘Country Guidance: Nigeria’ van EASO staat hierover onder meer (p. 60-61):
“Victims of human trafficking often fear retaliation by the traffickers or ‘madams’, especially in case of a remaining ‘debt’. Some sources find it more likely for the victim to be re-trafficked than subjected to physical violence as retaliation. However, reported examples of reprisals include physical violence, kidnapping, intimidation, burning of the victim’s home, killing of family members, etc. Victims of trafficking may be unwilling to testify against traffickers due to fear of reprisals. Most victims do not want to return to their home region in Nigeria to avoid being re-trafficked; however, many victims of trafficking may return to a trafficking situation. They may do so on their own initiative or be forced by the trafficker or the ‘madam’, or by their family. This is in particular the case when they have not repaid their ‘debt’ or they have not fulfilled the expectation of becoming wealthy.
(…)
Individuals under this profile could be exposed to acts which are of such severe nature that they would amount to persecution (e.g. violence, re-trafficking). Where the risk is of discrimination and/or mistreatment by society and/or by the family, the individual assessment of whether or not this could amount to persecution should take into account the severity and/or repetitiveness of the acts or whether they occur as an accumulation of various measures. Not all individuals under this profile would face the level of risk required to establish well-founded fear of persecution. The individual assessment of whether or not there is a reasonable degree of likelihood for the applicant to face persecution should take into account risk-impacting circumstances, such as: amount of ‘debt’ to traffickers, whether the applicant has testified against the traffickers, level of power/capability of the traffickers, the traffickers’ knowledge about the victims’ family and background, age, family status (e.g. orphan, single woman), socio-economic background and financial means, level of education, availability of support network (family or other) or the family’s involvement in the trafficking, etc.”
In het EASO-rapport ‘Nigeria. Trafficking in Human Beings’ staat onder meer (p. 59):
“While the fear of reprisals is significant, insight into the actual prevalence and nature of reprisals remains spotty, as was the case in 2015. Various sources identified a tendency on behalf of traffickers to use more violence to guarantee the obedience of victims during this reporting period because of the actions by the Oba of Benin, and the fact that it has become more difficult to transfer women to Europe. Nevertheless, the various (anonymous) sources who were interviewed for this report provided conflicting accounts in relation to the actual occurrence of (violent) reprisals.”
6.3.
Eiser heeft over de problemen met mensenhandelaren verklaard dat drie groepen handelaren, die samen een netwerk vormen, hem hebben geholpen bij de reis van Nigeria naar Libië en van daaruit naar Italië. Een mensenhandelaar heeft hem vrijgekocht in Libië. Daarvoor heeft hij nog niet betaald; hij heeft dus een schuld. Diezelfde mensenhandelaar heeft zijn paspoort ingenomen. Volgens hem kan de mensenhandelaar via dat paspoort erachter komen wie hij is en waar hij woont. Hij vreest dat zij hem zullen doden als represaille omdat hij zijn schuld niet heeft afbetaald. Bovendien heeft hij aangifte gedaan tegen een van de mensenhandelaren en is een van hen daardoor opgepakt. Zij zijn op zoek naar hem in Nigeria, aldus eiser. [8]
6.4.
De rechtbank stelt voorop dat, anders dan verweerder stelt, naar haar oordeel het ambtsbericht geen objectief, verifieerbare informatie biedt over de represailles van mensenhandelaren waarvan vreemdelingen die van hun diensten gebruik hebben gemaakt, het slachtoffer zouden kunnen worden. De bronnen waarop het ambtsbericht is gebaseerd zijn daarvoor te weinig eenduidig (zoals het ambtsbericht zelf ook vermeldt). Die eenduidigheid bieden ook de twee EASO-rapporten niet; het laatste rapport spreekt over een “spotty” beeld. Reden waarom in het rapport van februari 2019 ook wordt gepleit voor een risicoanalyse. Die houdt in dat een onderzoek wordt gedaan naar de individuele omstandigheden van een vreemdeling voor de beantwoording van de vraag hoe groot het risico is op represailles bij terugkeer naar Nigeria. Uit die bronnen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet valt uit te sluiten dat een vreemdeling het slachtoffer kan worden van mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria, bijvoorbeeld als hij, zoals eiser stelt, een schuld bij hen heeft. Dat betekent dat, als het relaas van een vreemdeling daarvoor aanknopingspunten biedt, het op de weg van verweerder ligt om het risico op represailles te beoordelen, waarbij de factoren die zijn benoemd in het kader van de risicoanalyse van de EASO een rol kunnen spelen.
De vraag is dan of het relaas van eiser zulke aanknopingspunten biedt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De verklaringen over zijn problemen met de mensenhandelaren, bij terugkeer naar Nigeria, zijn in het geheel niet onderbouwd en algemeen van aard. Zo kan verweerder worden gevolgd dat hij niet concreet heeft verklaard over zijn schuld, bijvoorbeeld over de hoogte ervan. Weliswaar heeft hij aangifte gedaan, maar de zaak is geseponeerd. De stelling dat hij wordt gezocht in Nigeria berust daarmee louter op vermoedens. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een risicoanalyse niet hoeft te worden opgesteld. Het betoog treft geen doel.
Conclusie
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De aanvraag dateert van 9 juli 2018. Na het voornemen van 2 oktober 2018 heeft verweerder de aanvraag bij besluit van 20 december 2018 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 30, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) omdat Italië verantwoordelijk is. Eiser heeft vervolgens aangifte gedaan van mensenhandel. Eiser heeft op 28 januari 2019 een tijdelijk verblijfsrecht gekregen “humanitair tijdelijk”. Op 29 januari 2019 is besloten om de aanvraag verder te behandelen in de nationale procedure. Bij besluit van 30 januari 2019 is gelet op het verkregen verblijfsrecht het besluit van 20 december 2018 ingetrokken. Na het voornemen van 9 juni 2020 tot intrekking van de verblijfsvergunning “humanitair tijdelijk” is de verblijfsvergunning op 7 juli 2020 ingetrokken. Vervolgens heeft eiser verweerder in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een besluit op de aanvraag van 9 juli 2018. Daarna is beroep niet tijdig ingesteld. In de uitspraak van 25 september 2020, zaaknummer NL20.13438 is het beroep gegrond verklaard. Daarna volgde het voornemen van 9 april 2021 en het bestreden besluit van 13 april 2021.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw 2000 in samenhang met artikel
4.Op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
5.Verweerder gebruikt bij de beoordeling de Werkinstructie 2019/17 “Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd”.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2633.
7.Dit artikellid luidt: Het feit dat de verzoeker in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of aan ernstige schade, of dat hij rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of dergelijke schade, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees van de verzoeker voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
8.Zie pp. 5, 6, 9 en 16 van het nader gehoor.