ECLI:NL:RBDHA:2021:1952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
SGR 20/4200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor huisvesting door gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor huisvesting had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres had de aanvraag ingediend vanwege geluidsoverlast van omwonende studenten en de emotionele impact van de zelfmoord van haar zoon in haar huidige woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat er geen urgent huisvestingsprobleem was. De rechtbank oordeelde dat de geluidsoverlast en de gevolgen daarvan voor eiseres, hoewel begrijpelijk, niet voldoende waren om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. Eiseres had bovendien niet aangetoond dat zij niet in staat was om binnen drie maanden een andere woning te vinden. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de hardheidsclausule niet had hoeven toepassen, aangezien de situatie van eiseres niet uitzonderlijk genoeg was in vergelijking met andere woningzoekenden in de regio. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de gemeente geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Atceken-Ata),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser)

ProcesverloopBij besluit van 27 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring afgewezen.

Bij besluit van 12 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
.
De zitting was op 6 januari 2021 via een Skypeverbinding. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, waren aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres wil een urgentieverklaring om met voorrang een andere woning te krijgen. Zij heeft namelijk in haar huidige woning geluidsoverlast van omwonende studenten. De geluidsoverlast geeft eiseres veel stress en belemmert haar in het rouwproces na de zelfmoord van haar zoon. Daarnaast heeft zij in de huidige woning veel herinneringen aan de zelfmoord van haar zoon.
2. Verweerder heeft de urgentieverklaring geweigerd. Deze weigering heeft hij in bezwaar gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er algemene weigeringsgronden op de aanvraag van eiseres van toepassing zijn. Dit heeft hij als volgt onderbouwd.
De gestelde geluidsoverlast levert geen urgent huisvestingsprobleem op. Voor het rouwproces van eiseres na het overlijden van haar zoon in de woning is zonder meer begrip op te brengen, maar dit levert bij strikte toepassing van de Huisvestingsverordening geen grond op voor het verlenen van een urgentieverklaring. Daarnaast kan eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier oplossen. Overlast kan zij immers melden bij de wijkagent. Ook geldt dat eiseres naar verwachting binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen. In de afgelopen periode zijn er passende woningen zonder urgentieverklaring aangeboden aan personen met een kortere inschrijfduur dan eiseres. Verder heeft eiseres niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod. Haar laatste reactie was namelijk op 1 juli 2016. Gelet op deze algemene weigeringsgronden heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld.
Verder heeft verweerder geen reden gezien om de hardheidsclausule toe te passen. Volgens hem is het begrijpelijk dat eiseres haar rouwproces als pijnlijk ervaart. Haar situatie is echter niet dusdanig uitzonderlijk dat zij in aanmerking moet komen voor een urgentieverklaring.
Wat zijn de regels?
3. De specifieke regels voor urgentieverklaringen in de gemeente Den Haag staan in de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: Huisvestingsverordening) en de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (hierna: Beleidsregel). De relevante bepalingen zijn opgenomen in een bijlage. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar aanvraag voor een urgentieverklaring ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Volgens eiseres is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem dat zij bovendien niet zelf kan oplossen. Een aantal jaar geleden heeft haar zoon in de woning zelfmoord gepleegd. Eiseres heeft hem toen in een van de kamers gevonden. Tot op de dag van vandaag heeft zij hier veel herinneringen aan en krijgt zij voor haar emotionele en psychische klachten begeleiding via de huisarts. Verder heeft eiseres zich niet in staat geacht om binnen drie maanden een zelfstandige woonruimte te vinden. Ook heeft zij direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden aantoonbaar zelf gereageerd op het beschikbare woningaanbod. Haar reacties zijn kennelijk niet geregistreerd in het systeem van Haaglanden. Ten slotte heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte de hardheidsclausule niet toegepast. Volgens eiseres is er wel sprake van een onbillijkheid van overwegende aard die afwijking van de regels rechtvaardigt.
5. Verweerder heeft gemotiveerd op het beroep van eiseres gereageerd. Volgens hem zijn de beroepsgronden een herhaling van de bezwaargronden. Deze leiden niet tot een andere beslissing. Ook in beroep onderbouwt eiseres niet dat zij zelf binnen drie maanden geen andere woning kan vinden. Verder toont eiseres niet aan dat zij er alles aan heeft gedaan om zelf een andere woning te vinden. Er is geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Algemene weigeringsgronden
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen urgent huisvestingsprobleem was. In beroep is niet meer in geschil dat de geluidsoverlast die eiseres in haar huidige woning ervaart en de gevolgen daarvan (te weten: stress en belemmeringen in het rouwproces) onvoldoende zijn. [1] De herinneringen van eiseres aan de zelfmoord van haar zoon in de huidige woning maken het huisvestingsprobleem evenmin urgent. Die herinneringen maken immers niet dat eiseres volstrekt niet langer in de huidige woning kan blijven.
Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht aangegeven dat eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kon voorkomen of op een andere wijze kon oplossen. Geluidsoverlast kon zij immers bij de wijkagent melden. Dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank vindt met verweerder dat dit redelijkerwijs tot de mogelijkheden van eiseres behoorde. [2] Het rouwproces dat eiseres doormaakt, staat hieraan niet in de weg. Hoe invoelbaar het verdriet van eiseres ook is, dit maakt niet dat van haar helemaal niet meer kon worden gevraagd om te proberen het huisvestingsprobleem zelf op te lossen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres naar verwachting binnen drie maanden een andere woonruimte kon krijgen. Verweerder heeft onbetwist aangevoerd dat in de periode voorafgaand aan de aanvraag voor eiseres passende woningen zonder urgentieverklaring zijn aangeboden aan personen met een kortere inschrijfduur. [3]
Ten slotte vindt de rechtbank dat verweerder terecht aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij niet direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. [4] Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij dat wel aantoonbaar heeft gedaan. De rechtbank heeft hierover op zitting vragen aan eiseres gesteld. Eiseres heeft daarop aangegeven dat zij wel heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod, maar dat haar reacties kennelijk niet in het systeem van Haaglanden zijn geregistreerd. Deze stelling heeft zij niet met stukken onderbouwd. Ook op een andere wijze heeft eiseres niet laten zien dat zij wel heeft gereageerd. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiseres voorafgaand aan de aanvraag voor het laatst op 1 juli 2016 heeft gereageerd.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder alle toegepaste algemene weigeringsgronden terecht in het bestreden besluit heeft gehandhaafd. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres terecht niet inhoudelijk beoordeeld. [5]
De beroepsgronden slagen niet.
Hardheidsclausule
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hardheidsclausule in redelijkheid niet heeft toegepast. Gelet op de vele woningzoekenden in de regio is slechts in zeer uitzonderlijke situaties toepassing van de hardheidsclausule op haar plaats. Hoewel de rechtbank zich het verdriet van eiseres goed kan invoelen, onderscheidt haar situatie zich niet zodanig van die van andere mensen in de regio die in een moeilijke situatie verkeren dat verweerder aan haar met voorrang boven de vele andere woningzoekenden in de regio een voorrangsverklaring had moeten toekennen. Van een onbillijkheid van overwegende aard is dus geen sprake. [6]
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 januari 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Huisvestingsverordening Den Haag 2019

Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(…)
k. de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, rangorde binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen;
(…)
m. de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
(…).
(…)
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019

Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
(…)
  • b. de aanvrager ervaart (geluids)overlast in de woning;
  • (…).
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
  • a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
  • (…).
(…)
Artikel 2.1.11 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder k, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld indien de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, van de verordening binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen. Het college gaat er vanuit dat de aanvrager in staat is om zonder een urgentieverklaring een woonruimte toegewezen te krijgen, indien:
(…)
b. er in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag op woonnet-haaglanden woonruimten, die gelet op het huisvestingsprobleem passend worden geacht, zijn toegewezen aan kandidaten met een kortere (woonduur en) inschrijfduur.
(…)
Artikel 2.1.13 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder m, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager niet eerst zelf, direct voorafgaand aan de aanvraag, gedurende minstens drie maanden aantoonbaar heeft gereageerd op beschikbaar en passend woningaanbod, met uitzondering van een aanvraag die wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager heeft niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod op woonnet-haaglanden, indien:
  • a. de woningzoekende niet tenminste twee keer per week heeft gereageerd;
  • (…).

Voetnoten

1.Zie ook artikel 4:5, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder b, van de Beleidsregel.
2.Zie artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder a, van de Beleidsregel.
3.Zie artikel 4:5, aanhef en onder k, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.11, aanhef en onder b, van de Beleidsregel.
4.Zie artikel 4:5, aanhef en onder m, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.13, aanhef en onder a, van de Beleidsregel.
5.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:6.
6.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.