1.8Bij het primaire besluit is het recht op uitkering van eiseres ingetrokken per 1 mei 2019.
2. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het recht op bijstand niet is vast te stellen nu eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt, waaronder de gegevens van de PayPal-rekening over de periode van 1 februari 2016 tot 11 juli 2016 en van 14 februari 2019 tot en met 15 maart 2019.
3. Eiseres voert daartegen in beroep het volgende aan. Eiseres stelt dat zij (in ieder geval in de bezwaarfase) alle gevraagde gegevens aan verweerder heeft verstrekt. Met betrekking tot de afschriften van haar PayPal-rekening voert zij aan dat deze afschriften tijdens het gesprek op 23 april 2019 door verweerder zijn ingezien en akkoord zijn bevonden. De overzichten van haar TicketSwap-account zijn akkoord bevonden door verweerder, terwijl dat op dezelfde manier is getoond aan verweerder als haar PayPal-rekening.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Artikel 54 van de Participatiewet luidt - voor zover van belang - als volgt:
1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
2. Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
(…)
4. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
5. Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, moet worden beoordeeld of de betrokkene heeft verzuimd de in het opschortingsbesluit gevraagde medewerking te verlenen. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:2408). Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:1545) komt in beginsel geen betekenis toe aan gegevens of stukken die na het verstrijken van de gestelde termijn alsnog zijn verstrekt. 6. Nu eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 9 mei 2019 tot opschorting van het recht op bijstand, moet uitsluitend worden beoordeeld de vraag of de intrekking van de bijstand per 1 mei 2019 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw in rechte stand kan houden.
7. Vaststaat dat de afschriften van de PayPal-rekening van eiseres van de onder 2 genoemde perioden niet tijdig (vóór 23 mei 2019) zijn overgelegd. Anders dan eiseres stelt, kan uit het onder 1.4 bedoelde verslag van niet worden afgeleid dat verweerder tijdens het gesprek de gevraagde afschriften van de PayPal-rekening als ingeleverd heeft beschouwd. Uit het verslag volgt enkel dat eiseres iets op haar telefoon heeft laten zien en dat zij heeft gezegd dit in de vorm van screenshots naar verweerder te kunnen sturen. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder tijdens het confrontatiegesprek heeft afgezien van het verzoek om afschriften van haar PayPal-rekening, is de rechtbank van oordeel dat zulks evenmin uit dit verslag volgt. Daarbij komt dat in de brief van 24 april 2019 eiseres (opnieuw) om de afschriften van haar PayPal rekening is verzocht. Ook daaruit had eiseres kunnen opmaken dat verweerder tijdens het gesprek van 23 april 2019 niet heeft afgezien van het opvragen van die afschriften. Verder is ook niet anderszins gebleken dat verweerder heeft afgezien van het opvragen van afschriften van haar PayPal-rekening over voornoemde perioden. Voor zover eiseres betoogt dat zij na 23 mei 2019 alsnog de gegevens heeft overgelegd, leidt dit niet tot de conclusie dat verweerder niet over kan gaan tot toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw (ECLI:NL:CRVB:2018:1545). Niet aannemelijk is dat eiseres de gevraagde stukken redelijkerwijs niet binnen de na de opschorting gegeven hersteltermijn heeft kunnen verstrekken. Voor zover eiseres betoogt dat haar geen verwijt van kan worden gemaakt van het niet dan wel niet tijdig inleveren van de stukken omdat zij niet wist hoe zij de afschriften van PayPal moest downloaden, treft dat geen doel. In dat geval lag het op haar weg om hierover navraag te doen bij verweerder. Voor zover eiseres stelt dat afschriften van een PayPal rekening niet kunnen worden gedownload, geldt dat verweerder per brief van 28 december 2020 heeft uitgelegd hoe de afschriften kunnen worden gedownload. Eiseres heeft deze uitleg niet betwist. In hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van het niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde afschriften. 8. Reeds gelet op het vorenstaande is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw voldaan, zodat aan de beoordeling van wat is aangevoerd over de overige door verweerder opgevraagde stukken niet wordt toegekomen. Verweerder was bevoegd de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 mei 2019 in te trekken. Wat eiseres heeft aangevoerd, levert geen grond op voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking gebruik heeft kunnen maken. Evenmin is gebleken van dringende redenen op grond waarvan verweerder van intrekking had moeten afzien.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.