ECLI:NL:RBDHA:2021:2452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidspercentage
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Martens, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder inzake de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en arbeid naar arbeidsvermogen (WIA). Het primaire besluit, genomen op 15 april 2020, kende aan eiser een arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,37% toe. Na bezwaar werd dit percentage herzien naar 50,05% bij het bestreden besluit van 30 juni 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser van 1 mei 2017 tot 1 mei 2018 als technisch operator heeft gewerkt en zich op 13 juni 2018 ziek heeft gemeld. Eiser heeft een WIA-uitkering aangevraagd op 16 maart 2020. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld, waarin beperkingen van eiser zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de selectie van functies door verweerder correct is uitgevoerd en dat er geen reductiefactor toegepast hoeft te worden, omdat de urenomvang van de geselecteerde functies hoger is dan de maatmanomvang.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, hoewel pas in beroep voorzien van een toereikende motivering, niet leidt tot benadeling van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,- en dient het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te worden vergoed.