Overwegingen
1. Eiseres is van Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in verband met haar toenmalige partner, [naam] , meermalen door de FSB is verhoord, waarbij zij ernstig is mishandeld. Ook is zij verhoord en mishandeld door de recherche. De verhoren en mishandelingen hielden niet op, waardoor eiseres heeft besloten om het land te verlaten.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De mishandelingen door de FSB en de recherche worden ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft volgens verweerder tegenstrijdige verklaringen afgelegd die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Om die reden is de aanvraag afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. De besluitvorming is onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Er is geen sprake van tegenstrijdigheden. Verweerder heeft nagelaten om de gestelde tegenstrijdigheden aan eiseres voor te leggen tijdens het gehoor of eventueel door te vragen. Eventuele inconsistenties zijn te wijten aan vermoeidheid bij eiseres gezien de duur van het gehoor. Ook kunnen inconsistenties te wijten zijn aan fouten in de vertaling door de tolk. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte niet de e-mails en de ingebrachte stukken bij zijn beoordeling betrokken. Deze stukken moeten aangemerkt worden als begin van bewijs. Verder zijn er tijdens het gehoor teveel gevoelige vragen gesteld. Verweerder is daarmee voorbijgegaan aan de bijzondere situatie van eiseres. Zij heeft namelijk diverse angsten en complexe trauma’s. Verder zijn de externe geloofwaardigheidsfactoren onvoldoende betrokken bij de beoordeling. In dit kader beroept eiseres zich op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2020en 14 september 2020en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 10 december 2020.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van verklaringen die afbreuk doen aan het asielrelaas van eiseres. Zo verklaart eiseres dat zij tussen 2012 en 2015 een relatie heeft gehad met [naam] . Hij zou na hun laatste ontmoeting op 13 februari 2015 niet meer zijn teruggekeerd. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat het vreemd is dat eiseres niet weet waarom en dat zij dit niet nader heeft onderzocht. Ook heeft eiseres tijdens het gehoor summier en algemeen verklaard over haar (toenmalige) partner. Zo zegt eiseres dat de FSB vragen stelde over zijn contacten en familie. Hier zou ze niets van af weten.Daarnaast is het opmerkelijk dat de FSB tot aan 2018 nog steeds veel belangstelling heeft voor eiseres, nu haar (toenmalige) partner al sinds 2015 vermist wordt en zij hier niets over weet te verklaren. Van eiseres mocht verwacht worden dat zij duidelijk en uitgebreid weet te verklaren over haar drie jaar lang durende relatie. Dat eiseres stelt dat zij vaak naar Donetsk is gereisd om haar partner te bezoeken, heeft verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht, nu Donetsk een oorlogsgebied is en het niet makkelijk is om zomaar te reizen binnen een oorlogsgebied. Verweerder heeft terecht de gestelde relatie met [naam] ongeloofwaardig geacht. Nu de relatie niet geloofwaardig wordt geacht, zijn de daarmee samenhangende problemen terecht ongeloofwaardig geacht door verweerder.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aandacht besteed aan zowel de interne als de externe geloofwaardigheidsindicatoren. Verweerder heeft immers de inhoud van de verklaringen van eiseres bij zijn beoordeling betrokken en de verklaringen van eiseres afgezet tegen de beschikbare landeninformatie. Zo heeft verweerder gebruik gemaakt van een rapport van het Britse Home Office uit september 2017en algemeen ambtsberichten van de minister van Buitenlandse zaken over Russische Federatie van 2014 en 2018. Eiseres heeft geen andere landeninformatie overgelegd die verweerder had moeten betrekken bij zijn beoordeling. Zo heeft eiseres geen stukken overgelegd waarmee zij haar stelling dat het wél mogelijk was om heimelijk te reizen tussen Rusland en Oost-Oekraïne, aannemelijk heeft gemaakt. Nu verweerder voldoende aandacht heeft besteed aan de externe geloofwaardigheidsindicatoren, faalt een beroep op de door eiseres aangehaalde uitspraken over dit onderwerp ook.
7. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder tijdens het gehoor de tegenstrijdigheden of ongerijmdheden in haar verklaringen aan eiseres heeft voorgehouden en daarop heeft doorgevraagd. Verder heeft verweerder tegenstrijdigheden met de door verweerder geraadpleegde landeninformatie in het voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag tegengeworpen. Ingevolge artikel 3.113, tweede lid, van het Vb, dat de omzetting is van artikel 16 van de Procedurerichtlijn, wordt bij het afnemen van het nader gehoor de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke elementen aan te voeren. Dit houdt onder meer in dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Het uitgangspunt van de samenwerkingsverplichting, zoals die volgt uit de Procedurerichtlijn, is dat de vreemdeling in beginsel tijdens het asielgehoor moet worden geconfronteerd met de tegenstrijdigheden en inconsistenties die verweerder constateert in zijn verklaringen, omdat dat de fase is waarin verweerder de feiten vaststelt in samenwerking met de vreemdeling en de vreemdeling de gelegenheid heeft om een nadere uitleg te geven. Verweerder heeft dat ook gedaan en in het bestreden besluit de pagina’s van het verslag van nader gehoor genoemd waaruit dat blijkt. Verweerder heeft eiseres in het voornemen met alle door hem geconstateerde tegenstrijdigheden of ongerijmdheden geconfronteerd, waarna eiseres daarop in de zienswijze kon reageren, van welke gelegenheid eiseres ook gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft vervolgens die reactie van eiseres in zijn beoordeling in het bestreden besluit betrokken. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom deze handelwijze niet in overeenstemming is met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb.
8. De rechtbank overweegt verder dat de gestelde fouten die zouden zijn gemaakt door de tolk nergens uit blijken. Eiseres voert pas in beroep aan dat er wellicht sprake kan zijn van fouten in de vertaling. Indien eiseres meent dat hiervan sprake is, moet zij dit onmiddellijk aan voeren. Dat is niet gebeurd tijdens het nader gehoor, noch bij de aanvullingen en correcties, noch bij de zienswijze. Nu eiseres dit heeft nagelaten, faalt deze beroepsgrond.
9. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de ingebrachte stukken niet als begin van bewijs kunnen worden aangemerkt, nu deze stukken onleesbaar zijn. De e-mailberichten zijn opgesteld door eiseres zelf en verweerder hoefde daaraan niet de door eiseres gewenste bewijswaarde toe te kennen.
10. Tot slot heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder bij de beoordeling van haar asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar specifieke situatie. Uit het medisch advies van 21 maart 2019 van FMMUblijkt dat eiseres gehoord kan worden, maar dat rekening moet worden gehouden met beperkingen, zoals dat zij vermoeid kan zijn en dat zij niet lang kan stilzitten. Verweerder heeft uitvoerig toegelicht in het bestreden besluit op welke wijze met deze beperkingen rekening is gehouden, onder meer door het inlassen van pauzes. Ook overigens heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder onvoldoende acht heeft geslagen op haar situatie. Eiseres heeft ook ter zitting niet kunnen uitleggen waarom haar gestelde traumatisering of lijdensdruk tot een andere beoordeling van de geloofwaardigheid van haar asielrelaas had moeten leiden.
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.