ECLI:NL:RBDHA:2021:2579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
C/09/608488 KG ZA 21-220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van medische behandeling van ernstig zieke man op de IC

In deze zaak vorderen eiseressen, de echtgenote en dochter van een ernstig zieke man, de voortzetting van de medische behandeling van hun echtgenoot en vader, die op de intensive care (IC) ligt en kunstmatig wordt beademd als gevolg van een ernstige covid-19 infectie. De behandelend artsen van het LUMC hebben echter geconcludeerd dat verdere behandeling medisch zinloos is, gezien de slechte conditie van de patiënt en het ontbreken van uitzicht op herstel. De eisers zijn van mening dat het LUMC de behandeling moet voortzetten totdat zij een ander ziekenhuis hebben gevonden dat bereid is de behandeling over te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de patiënt niet in staat is om zelf zijn wil te uiten en de eiseressen hem vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak in detail besproken, waaronder de medische geschiedenis van de patiënt, de communicatie tussen de familie en het LUMC, en de afwijzing van andere ziekenhuizen om de patiënt over te nemen voor een longtransplantatie. De rechtbank heeft ook de argumenten van beide partijen belicht, waarbij de eiseressen aanvoeren dat er nog steeds hoop is op herstel, terwijl het LUMC stelt dat voortzetting van de behandeling alleen maar leidt tot onnodig lijden.

Na zorgvuldige overweging van de medische situatie en de professionele standaarden, heeft de rechtbank geoordeeld dat het LUMC terecht heeft besloten de behandeling te staken. De rechtbank heeft de vordering van de eiseressen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/608488/ KG ZA 21/220
Vonnis in kort geding van 16 maart 2021
in de zaak van

1.[eiseres 1] en

2.
[eiseres 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. P.J. Winkel te Leiden,
tegen:
ACADEMISCH ZIEKENHUIS LEIDEN, h.o.d.n. LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM (LUMC)te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als volgt. Eiseres sub 1 wordt ook aangeduid als ‘de echtgenote’ en eiseressen gezamenlijk als ‘eiseressen’. Gedaagde wordt aangeduid als ‘het LUMC’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2021 met producties 1 tot en met 9;
- de door het LUMC overgelegde conclusie van antwoord en producties 1 tot en met 12;
- de aantekeningen van de griffier van de op 11 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Zoals ter zitting is besproken, is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en wat besproken is op de zitting wordt in deze procedure van het volgende uitgegaan.
2.1.
[echtgenoot van eiseres 1] is geboren op [geboortedatum] . Eiseres sub 1 is zijn echtgenote. Eiseres sub 2 is hun 19-jarige dochter. Het echtpaar heeft nog twee kinderen: [minderjarige 1] van 17 en [minderjarige 2] van 8 jaar.
2.2.
[echtgenoot van eiseres 1] is op 22 december 2020 opgenomen in het Alrijne Ziekenhuis in verband met ernstige benauwdheidsklachten als gevolg van een covid-19 infectie. 80 % van het longweefsel was aangedaan. De dag erna moest [echtgenoot van eiseres 1] op de IC worden gesedeerd, geïntubeerd en kunstmatig beademd.
2.3.
Vanaf 31 december 2020 verblijft [echtgenoot van eiseres 1] op de IC van het LUMC. Hij wordt diep gesedeerd en kunstmatig beademd. De familie, onder wie de echtgenote, wordt dagelijks van het verloop van de behandeling op de hoogte gehouden.
2.4.
Op 19 januari 2021 heeft een behandelend arts de echtgenote uitgelegd dat er vanaf het begin van de opname van [echtgenoot van eiseres 1] op de IC geen verbetering zichtbaar was bij de longen en dat de longen zijn aangedaan op longblaasjes niveau en door longembolieën in de longvaten. Daarnaast is verteld dat er een hyperontstekingsreactie vanuit het lichaam was, wat ook schade aan de longen kan geven. Ondanks de behandeling van de longembolieën en herhaaldelijk hoge dosering van ontstekingsremmers ging haar man niet vooruit. De artsen zagen geen herstel op de CT-scans, zelfs enige toename van afwijkingen. De beademingsondersteuning werd dagelijks bekeken en ging moeizaam. Twee dagen eerder was opnieuw een hoge dosering ontstekingsremmer gestart, waarop het effect nog moest worden afgewacht. Ondertussen zagen de artsen [echtgenoot van eiseres 1] achteruitgaan. De echtgenote is erop gewezen dat het heel goed kon dat hij achteruit zou gaan ondanks deze laatste kuur. De arts heeft verteld dat het LUMC dan geen alternatieve opties had.
2.5.
Op 22 januari 2021 is besloten de verder verslechterde situatie te bespreken met de longarts en het Erasmus Medisch Centrum te benaderen voor een longtransplantatie. Het Erasmus Medisch Centrum oordeelde een longtransplantatie voor [echtgenoot van eiseres 1] niet haalbaar. Dit is op 4 februari 2021 aan de echtgenote verteld. Daarbij is uitgelegd dat met het team longartsen was besproken dat [echtgenoot van eiseres 1] zonder longtransplantatie geen kans had op klinisch herstel en dat transplantatie zijn enige uitweg zou zijn. Omdat het LUMC het lastig vond om bij zo’n jonge man de behandeling te staken en de artsen het gevoel wilden hebben alles aangegrepen te hebben wat mogelijk is, is een 3th opinion en beoordeling longtransplantatie aangevraagd bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMC Groningen). Ook het UMC Groningen heeft de longtransplantatie afgewezen in verband met de slechte conditie van [echtgenoot van eiseres 1] .
2.6.
Op 8 februari 2021 is in een vervolggesprek tussen een arts van het LUMC en de echtgenote besproken dat de behandelend artsen de behandeling wilden staken. Daarbij is uitgelegd dat de artsen er helaas van overtuigd waren dat de longen kapot zijn en er helaas geen hoop was dat het beter zou worden en dat twee ziekenhuizen een longtransplantatie hadden afgewezen. Op de CT was een uitgebreide en progressieve fibrose te zien en [echtgenoot van eiseres 1] was bijna niet meer te beademen. Omdat de echtgenote de behandeling niet wilde stoppen is op 9 februari 2021 besproken om een second opinion te vragen van een deskundige intensivist of longarts en dat als dat niets zou opleveren de behandeling zou worden afgebouwd.
2.7.
Op 17 februari 2021 hebben twee intensivisten van het Isala te Zwolle onderzoek verricht naar de resterende behandelopties. De intensivisten hebben uitgebreid de medische status van [echtgenoot van eiseres 1] bestudeerd, inclusief alle medische en verpleegkundige behandelverslagen. Verder hebben zij alle verrichte beeldvorming, laboratorium- en kweekuitslagen bestudeerd en de toegediende medicatie gedurende de gehele opname. Daarnaast hebben de intensivisten [echtgenoot van eiseres 1] goed kunnen onderzoeken, terwijl hij in gesedeerde en verslapte toestand aan de gecontroleerde beademing lag. Zij zagen geen behandelmogelijkheden en concludeerden dat verdere behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] zinloos was. Dit is dezelfde dag aan de familie meegedeeld.
2.8.
Een dag later heeft de familie aangegeven dat zij het medisch dossier van [echtgenoot van eiseres 1] wilden voorleggen aan een longtransplantatiecentrum van een ziekenhuis in Parijs, Hôpital Foch, waar een soortgelijk geval met succes verder was behandeld. Dit is vervolgens, met medewerking van het LUMC (het medisch dossier was op 19 februari 2021 in Parijs), gebeurd.
Ter zake werd op 27 februari 2021 genoteerd in de aantekeningen van de afdeling IC-LUMC van de gesprekken met de familie:

Ik ben in de avond van 26/2 gebeld door [arts1] , Hoofd van de IC-afdeling Hopita1 Fuch, die zei dat patiënt niet in aanmerking kwam voor spoed longtransplantatie gezien zijn ernstig muscle wasting. (…)
Ik heb hem aan [arts1] beantwoord dat het verbeteren van de algemene toestand van de patiënt ons niet gelukt is (...) Daarom hebben besloten voor een abstinerend beleid. Dus wat ons betreft als in Hopital Fuch wel reversibiliteit mogelijk dan graag overname. Hiermee de antwoord was een duidelijk: "NEE'’. [arts1] heeft dit bevestigd door een e-mail.
Familie beweert dat zij anders geïnformeerd zijn. Collega van [arts1] , [arts2] , had gebeld en gezegd dat hij in alle gevallen welcome zou zijn. Familie wil graag bevestiging dat dit door het hele team in Parijs geaccepteerd zijn. Wij wachten op de definitief antwoord van de contact persoon in Parijs naar de familie toe".
2.9.
Op 27 februari 2021 heeft het LUMC opnieuw uitvoerig met de familie gesproken. Hierover werd genoteerd:
"Geïnformeerd dat gisteren heeft [arts1] hoofd van de IC in Parijs mij via mobile bericht gecontacteerd met duidelijk afwijzing van overname van de patiënt. Familie heeft nog geen bericht van hun contact daar ontvangen, dit zou morgen gebeuren maar zij beseffen dat inderdaad er geen overname gaat gebeuren. Afgesproken zoals eerder dat wij naar een abstinerend beleid gaan. Zij zijn mee eens, wel graag tijd geven om zijn broer te laten komen van Parijs. Vanavond kan hij niet, maar morgen in de middag is hij hier. Ik heb dit toe te geven. Gezegd dat als de broer hier is, gaan we all medicatie stoppen, en liefst detuberen. Zij willen graag de keuze hebben dat de tube inblijft en dat beademingsvoorwaarden worden naar minimaal gezet wordt. Zij willen graag kleine kans op een wonder. Misschien trekt hij het. Ik heb gezegd dat de kansen zijn nul, maar de manier van abstineren kan morgen gecrystaliseerd worden. Zij vond het nog een heel moeilijk beslissing maar zij heeft alles geprobeerd en accepteert dit nu. Morgen in de loop van de middag, afhankelijk van hoe laat de broer van de patiënt van Parijs kan hier komen starten we het abstinerend beleid.”
2.10.
De echtgenote heeft hierna een advocaat ingeschakeld. Bij brief van 1 maart 2021 heeft deze advocaat het LUMC gesommeerd de behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] voort te zetten totdat er duidelijkheid zou bestaan over de bereidheid van het Franse ziekenhuis om de behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] over te nemen.
2.11.
In reactie daarop heeft het LUMC bij brief van 2 maart 2021- onder meer - bericht dat de artsen van het LUMC van mening zijn dat het niet in het belang is van [echtgenoot van eiseres 1] om de behandeling voort te zetten en zij daarom de behandeling willen staken indien er voor 4 maart 16.00 uur geen akkoord is van een ander ziekenhuis of geen kort geding is gestart. Het LUMC heeft daarbij overwogen dat alle betrokkenen in het LUMC zich realiseren dat de situatie waarin de echtgenote en de familie zich bevinden bijzonder zwaar is en het invoelbaar is dat zij pogingen ondernemen om een ziekenhuis te vinden dat een andere mening is toegedaan dan het LUMC en de vier benaderde ziekenhuizen.
2.12.
Op 3 maart 2021 heeft een arts van het transplantatiecentrum Foch in Parijs het LUMC definitief schriftelijk bericht dat longtransplantatie voor [echtgenoot van eiseres 1] geen optie is en zijn overbrenging naar het ziekenhuis in Parijs niet gerechtvaardigd. Het LUMC heeft dit op 3 maart 2021 met de echtgenote besproken. In dit gesprek heeft het LUMC opnieuw gezegd ervan overtuigd te zijn dat [echtgenoot van eiseres 1] niet kan genezen. Volgens het verslag gaf de echtgenote daarbij aan dat zij nog steeds erg het gevoel had dat zij een beslissing moest nemen. De arts heeft toen aangegeven dat niet zij maar de artsen de beslissing nemen en dat als ze de rechter wil laten beslissen zij dat ook begrepen.
2.13.
Bij brief van 4 maart 2021 heeft de advocaat van de echtgenote het LUMC geïnformeerd over een verklaring van een arts van het Cerrahi Ziekenhuis in Denizli in Turkije, [arts3] , inhoudend:
“Since in Turkey medication, venitilation and nutritional support of het patient continues until the last moment of the patient, as hospital we and his family members want to transfer the patient to our hospital by an air ambulance and to continue his treatment by the multidisciplinary way in the ICU of Private Denizli Cerrahi Hospital”.Volgens de advocaat was dit ziekenhuis bereid de behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] voort te zetten en akkoord met zijn verplaatsing per vliegtuig.
2.14.
De advocaat van het LUMC heeft de advocaat van de echtgenote bij brief van 5 maart 2021 bericht dat er voor [echtgenoot van eiseres 1] geen behandelopties meer zijn en er sprake is van medisch zinloos lijden. De advocaat heeft verder aangegeven dat het behandelteam van mening is dat voortzetten van de kunstmatige beademing geen optie is gezien de lijdensdruk die voortzetting van de behandeling voor [echtgenoot van eiseres 1] zal meebrengen zodat zij zich genoodzaakt ziet de kunstmatige beademing te beëindigen, behoudens indien de rechter het LUMC voor uiterlijk 10 maart 11.00 uur beveelt de beademing van EM voort te zetten en/of er een schriftelijke verklaring wordt aangeleverd van een ziekenhuis waaruit blijkt dat dit ziekenhuis bereid en beschikbaar is de IC-behandeling per direct over te nemen en binnen 24 uur voor het benodigde transport te zorgen. De advocaat van het LUMC heeft daaraan toegevoegd dat tot op heden niet voldoende concreet is gebleken dat buitenlandse ziekenhuizen bereid zijn de behandeling over te nemen en voort te zetten. In deze brief is verder benadrukt dat het LUMC veel begrip heeft voor de uiterst pijnlijke en verdrietige situatie waarin de familie van [echtgenoot van eiseres 1] verkeert.
2.15.
Bij e-mailbericht van 8 maart 2021 heeft de advocaat van eiseressen het LUMC bericht dat zij hebben gekozen voor een overplaatsing van [echtgenoot van eiseres 1] naar het Cerrahi ziekenhuis in Turkije. In een e-mailbericht van 9 maart 2021 heeft de advocaat aangegeven dat het Cerrahi ziekenhuis een vliegtuig vanuit Turkije naar Nederland stuurt met een IC-arts en een verpleegkundige om het vervoer te begeleiden. De echtgenote heeft nadien besloten niet tot overplaatsing over te gaan.
2.16.
Het LUMC heeft er uiteindelijk mee ingestemd de kunstmatige beademing van [echtgenoot van eiseres 1] voort te zetten tot aan de uitspraak in deze zaak.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen, na vermindering van eis op de zitting, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het LUMC te veroordelen de behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] , waaronder in elk geval begrepen de kunstmatige beademing, voort te zetten tot 8 april 2021, althans een nader door de voorzieningenrechter te bepalen datum, opdat alternatieven kunnen worden onderzocht en overplaatsing kan worden geregeld, op straffe van een dwangsom van
€ 50.000,- per dag dat het LUMC hiermee in gebreke blijft met veroordeling van het LUMC in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Daartoe voeren eiseressen – samengevat – het volgende aan.
Het LUMC moet de behandeling en dus de kunstmatige beademing van [echtgenoot van eiseres 1] voortzetten totdat de familie een ander ziekenhuis heeft gevonden waar hij verder behandeld kan worden. Er is geen sprake van medisch zinloos handelen. De Franse artsen van ziekenhuis Foch in Parijs zien kans op herstel. De familie is ook nog bezig met twee andere Franse ziekenhuizen.
Het LUMC handelt in strijd met de KNMG-richtlijn “Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst”. Op grond van die richtlijn moet het LUMC een redelijke termijn aanhouden bij het beëindigen van de behandelovereenkomst. Volgens de familie is dat een termijn tot in ieder geval 8 april 2021 zodat de familie tijd heeft om in Nederland, Frankrijk en desnoods Turkije naar alternatieven te zoeken. Intussen moet het LUMC de noodzakelijke hulp verlenen.
3.3.
Het LUMC voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.
In deze zaak gaat het om het al dan niet staken van de levensverlengende behandeling van een ernstig zieke man die op de IC ligt. Het is daarom duidelijk dat eiseressen een spoedeisend belang bij hun vordering hebben. Het LUMC heeft dit ook niet betwist.
Eiseressen vertegenwoordigen [echtgenoot van eiseres 1]
4.2.
is onder narcose en niet meer in staat om zijn wil te uiten en voor zijn eigen belangen op te komen. Partijen zijn het erover eens dat eiseressen hem vertegenwoordigen in de zin van artikel 7:465 BW. Zij zijn daarom degenen tegenover wie het LUMC (de behandelend arts(en)) zijn verplichtingen ten aanzien van [echtgenoot van eiseres 1] nakomt. Gelet op de betrokken belangen en de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter geen ambtshalve onderzoek ingesteld naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid en het standpunt van partijen hierin gevolgd.
De zitting
4.3.
Op de zitting hebben partijen hun standpunten verder toegelicht De echtgenote heeft verteld voor haar man te willen strijden, ook namens haar kinderen. Ze wil graag een laatste kans om te zoeken naar een ziekenhuis dat haar man wel beter kan maken, zodat zij het gevoel heeft dat zij er alles aan heeft gedaan. Ze vindt dat ze nog te weinig tijd en gelegenheid heeft gekregen om goed te zoeken.
4.4.
Namens het LUMC heeft professor [arts4] , afdelingshoofd van de IC in het LUMC, verklaard dat de behandelend artsen ervan zijn overtuigd dat [echtgenoot van eiseres 1] niet beter kan worden. Zijn lichamelijke toestand is zo slecht dat er geen enkele kans is op herstel. Zijn longen zijn extreem aangedaan, zijn spierweefsel is bijna geheel verdwenen en hij is al zijn kracht kwijtgeraakt. [echtgenoot van eiseres 1] wordt onder narcose gehouden voor beademing en de behandeling gaat gepaard met lijden omdat er veel complicaties zijn. Twee aangezochte Nederlandse ziekenhuizen zien geen mogelijkheid een longtransplantatie te doen. Het Isala te Zwolle (dat de second opinion uitvoerde) zag geen mogelijkheden voor herstel en ook het Franse ziekenhuis niet. Er zijn dus volgens het LUMC geen andere behandelopties meer. En daarom kan er maar één menselijke keuze worden gemaakt en dat is stoppen met de behandeling. Dat betekent: stopzetten van de kunstmatige beademing, waarna de verpleegkundige zorg gewoon doorgaat.
Beoordelingskader
4.5.
Bij de beoordeling van de vordering van eiseressen staat het volgende voorop.
Iedere arts is op grond van artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek verplicht te handelen als een goed hulpverlener. Een medische behandeling moet altijd gerechtvaardigd kunnen worden. Die rechtvaardiging moet liggen in een bepaald belang voor de patiënt. Als een behandeling niet (meer) in het belang is van de patiënt, is sprake van medisch zinloos handelen. Medisch zinloos handelen is niet toegestaan volgens de richtlijnen waarnaar de artsen moeten handelen. Een arts kan niet verplicht worden tot (het voortzetten van) medische behandelingen die geen medisch zinvol doel meer dienen (zie HR 28 april 1989, TvGr 1989 nr. 51 en rechtbank Utrecht, 12 oktober 1999, ECLI:NL:RBUTR:1999:AA3827). Het oordeel of er sprake is van medisch zinloos handelen is voorbehouden aan de arts. De rechter kan dat oordeel slechts marginaal toetsen (zie rechtbank Midden-Nederland, 13 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3428, rechtbank Gelderland, 17 december 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5765 en rechtbank Den Bosch, 29 maart 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BP9894). De arts moet de patiënt of vertegenwoordiger van de patiënt gedurende de behandeling en over ingrijpende beslissingen als het staken van de behandeling goed informeren.
4.6.
Anders dan eiseressen menen, gaat het in deze zaak niet om de (voorgenomen) opzegging of beëindiging van de medische behandelingsovereenkomst met [echtgenoot van eiseres 1] door het LUMC, maar om een voortzetting van de medische behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] door het LUMC op een andere wijze dan eiseressen wensen. Daarom wordt het handelen van het LUMC niet getoetst aan de richtlijn waarop eiseressen zich beroepen.
Oordeel LUMC zorgvuldig tot stand gekomen
4.7.
Er bestaat eigenlijk geen verschil van mening dat het oordeel van het behandelend team van het LUMC dat [echtgenoot van eiseres 1] niet meer kan herstellen en er sprake is van medisch zinloos handelen zorgvuldig tot stand is gekomen.
Uit de aantekeningen van de afdeling IC-LUMC van de gesprekken met de familie blijkt dat het behandelteam van het LUMC, na uitgebreid onderzoek en multidisciplinair overleg, heeft vastgesteld dat 85% van de longen van [echtgenoot van eiseres 1] is beschadigd, er bijkomende complicaties zijn en dat alleen een longtransplantatie nog tot zijn herstel zou kunnen leiden. Eiseressen hebben de juistheid van deze aantekeningen niet betwist. Het LUMC heeft haar eigen bevindingen en de resterende behandelopties breed en zorgvuldig getoetst. Twee academische Nederlandse ziekenhuizen hebben, los van elkaar, geoordeeld dat een longtransplantatie niet mogelijk is. Vervolgens is er nog een “second” opinion gevraagd. Ook de artsen van het Isala te Zwolle die de second opinion hebben gegeven, komen na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie dat er geen verdere behandelmogelijkheden zijn en herstel daarom niet mogelijk is.
Oordeel LUMC niet onjuist
4.8.
Eiseressen hebben betoogd dat het oordeel van het LUMC dat sprake is van medisch zinloos handelen onjuist is en dat Franse en Turkse artsen wél een kans zien op herstel, maar dat hebben zij niet aangetoond of zelfs maar aannemelijk gemaakt. Het Franse longtransplantatiecentrum Foch heeft expliciet bericht dat zij de behandeling niet wil overnemen. Ook uit het overgelegde bericht van de Turkse arts [arts3] blijkt niet dat zijn ziekenhuis een mogelijkheid ziet voor herstel. Andere informatie van Franse of Turkse artsen waaruit zou kunnen blijken dat er nog herstel mogelijk is, is er niet. Daartegenover bevestigt de second opinion van de twee intensivisten uit het Isala te Zwolle de conclusie van het LUMC dat er geen behandelmogelijkheden meer zijn.
LUMC heeft ook verder gehandeld als goed hulpverlener
4.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het LUMC de echtgenote (en via haar ook eiseres sub 2) gedurende de behandeling en over ingrijpende beslissingen als het staken van de behandeling goed geïnformeerd en daarnaast voldoende tijd geboden om te zoeken naar een ziekenhuis dat de behandeling wilde overnemen en ook in dat opzicht gehandeld als een goed hulpverlener. Dit blijkt uit de aantekeningen van de afdeling IC-LUMC van de gesprekken met de familie.
4.10.
Al op 9 februari 2021 is de echtgenote verteld dat als de second opinion niets zou opleveren de behandeling zou worden afgebouwd. Op dringend verzoek van de familie heeft het LUMC na deze second opinion de behandeling toch (nog) niet afgebouwd. Het LUMC heeft eiseressen daarmee ruimte gegeven om te zoeken naar een ziekenhuis dat wel mogelijkheden zag voor verdere behandeling en herstel. Dat het LUMC daarbij korte termijnen hanteerde, is in het licht van de ernstige gezondheidssituatie van [echtgenoot van eiseres 1] en het zorgvuldig tot stand gekomen oordeel van het LUMC dat voortzetting van zijn behandeling medisch zinloos is, alleszins begrijpelijk en verdedigbaar en dus ook niet in strijd met de zorgvuldigheid die het LUMC tegenover de vertegenwoordigers van [echtgenoot van eiseres 1] in acht moet nemen. Het LUMC heeft volledige medewerking gegeven aan het verstrekken van het medisch dossier aan het Foch ziekenhuis in Parijs (binnen één dag). Nadat het LUMC was gebleken dat het Parijse ziekenhuis Foch [echtgenoot van eiseres 1] niet wilde opnemen, heeft het LUMC op 27 februari 2021 met de echtgenote besproken de volgende dag de levensverlengende handelingen te zullen staken. Omdat de familie had begrepen dat [echtgenoot van eiseres 1] wél in Parijs kon worden behandeld, heeft het LUMC vervolgens de behandeling op 28 februari 2021 toch niet gestaakt in afwachting van definitief en officieel uitsluitsel vanuit Parijs. En daarna, naar aanleiding van berichtgeving vanuit de familie dat er concreet zicht was op verdere behandeling in Turkije, heeft het LUMC eiseressen – uiteindelijk – tot aan de zitting de gelegenheid geboden om een ander ziekenhuis voor [echtgenoot van eiseres 1] te vinden en de kunstmatige beademing voortgezet. In lijn met wat het LUMC herhaaldelijk met de echtgenote heeft besproken, heeft het LUMC in de brieven van 2 en 5 maart 2021 nogmaals schriftelijk aan de echtgenote uitgelegd de verdere behandeling van haar man te willen stopzetten.
Conclusie
4.11.
Op grond van de zorgvuldig onderbouwde bevindingen van het LUMC, gesteund door de second opinion van 17 februari 2021, en de berichten van drie ziekenhuizen dat de gezondheid van [echtgenoot van eiseres 1] te slecht is voor een longtransplantatie, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat voortzetten van de kunstmatige beademing medisch zinloos is en in strijd met de voor de artsen van het LUMC geldende professionele standaard. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit van de artsen van het LUMC daarmee te stoppen voldoende onderbouwd en kan niet gezegd worden dat die beslissing onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen.
4.12.
De echtgenote en haar kinderen hebben er alles aan gedaan, maar nu er geen enkel zicht is op herstel en er bovendien sprake is van lijden van [echtgenoot van eiseres 1] , kan van de behandelend artsen van het LUMC niet worden gevraagd het medisch zinloos handelen voort te zetten, hoe verdrietig ook voor de familie. De begrijpelijke en invoelbare hoop van eiseressen dat ergens ter wereld toch nog een behandeling mogelijk is die leidt tot herstel van hun man en vader maakt de beslissing van het LUMC niet tot een onjuiste beslissing. Deze niet op feiten gebaseerde hoop rechtvaardigt niet een behandelgebod waarmee van de LUMC artsen verlangd wordt dat zij in strijd met de voor hen geldende medische professionele standaard handelen en een naar hun oordeel en het oordeel van een second opinion artsen medisch zinloze behandeling geven, die bovendien naar de vaste overtuiging van de bij de behandeling van [echtgenoot van eiseres 1] betrokken artsen slechts leidt tot verlenging van zijn lijden.
De voorzieningenrechter zal de vordering daarom afwijzen.
4.13.
Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van het LUMC begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016.-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.