ECLI:NL:RBDHA:2021:2664
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid Slovenië voor asielaanvraag en bewijsvoering van verblijf buiten het Dublingebied
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser betoogde dat hij het Dublingebied gedurende meer dan drie maanden had verlaten en dat de huurovereenkomst die hij in beroep overlegde, bewijs zou leveren van zijn verblijf in Turkije. De rechtbank oordeelde echter dat de huurovereenkomst niet voldoende bewijs bood om aan te tonen dat de eiser daadwerkelijk meer dan drie maanden buiten het Dublingebied had verbleven. De rechtbank concludeerde dat het aan de eiser was om dit te onderbouwen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat de Sloveense autoriteiten op de hoogte hadden moeten worden gesteld van de huurovereenkomst, omdat deze pas in beroep was overgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.