ECLI:NL:RBDHA:2021:2733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/09/608429 / KG RK 21-267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een civiele procedure zonder aanhangig rechtsgeding

Op 22 maart 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van Techrabota.BG Ltd, vertegenwoordigd door een onbekende vertegenwoordiger. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. C.W.D. Bom, kantonrechter in deze rechtbank. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een aanhangig rechtsgeding, omdat de dagvaarding niet rechtsgeldig aan de gedaagden is betekend. Hierdoor kon de wrakingskamer niet spreken van een behandelend rechter, wat een voorwaarde is voor het indienen van een wrakingsverzoek. De verzoekster werd om deze reden niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft ten overvloede ook de aangevoerde wrakingsgronden beoordeeld. De verzoekster had verschillende gronden aangevoerd, waaronder schending van het beginsel van hoor en wederhoor en partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was of dat er bijzondere omstandigheden waren die een wraking rechtvaardigden. De beslissing van de wrakingskamer was dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2021/13
zaak- /rekestnummer: C/09/608429 / KG RK 21-267
Beslissing van 22 maart 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
Techrabota.BG Ltd h.o.d.n. Mr. Data Business School of Technology International Amsterdam Campus Metropool,
gevestigd te Sofia (Bulgarije),
naar eigen zeggen (zie de aanhef van de akte aanvulling wrakingskamer) tevens zaak doende te Amsterdam Centrum Oost Nieuwe Keizersgracht 88, 1018 VN Amsterdam en Weesperstraat 61, 63, 65, 67 en 105, 1018 VN Amsterdam,
hierna te noemen: verzoekster,
vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger verzoekster] ,
strekkende tot de wraking van:
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt - voor zover van belang - uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 maart 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 11 maart 2021;
- de op 17 maart 2021 ingekomen ‘akte aanvulling wrakingskamer’ met aanvullende wrakingsgronden van verzoekster;
- de pleitnotities van verzoekster van 22 maart 2021;
1.2.
Bij de mondelinge behandeling via Skype is [vertegenwoordiger verzoekster] namens verzoekster verschenen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.De feiten

2.1.
Op 17 februari 2021 is ter griffie van deze rechtbank, Team Kanton, ontvangen een concept-dagvaarding van verzoekster, waarin [gedaagde sub 1] en de Staat der Nederlanden als gedaagden zijn aangeduid.
2.2.
Verzoekster heeft naar aanleiding daarvan vele malen per e-mail en telefonisch aan de griffie van het Team Kanton verzocht om met spoed een zitting te organiseren.
2.3.
Op 1 maart 2021 is verzoekster opgeroepen voor een geplande mondelinge behandeling die digitaal zal plaatsvinden, via Skype, op 23 maart 2021 te 11.05 uur. In deze oproep is tevens, voor zover van belang, vermeld dat verzoekster het originele exploot, alsmede de daarin aangekondigde producties zo spoedig mogelijk aan de rechtbank dient te doen toekomen. Er is niet vermeld welke rechter de zaak zal behandelen.
2.4.
Op 2 maart 2021 heeft [vertegenwoordiger verzoekster] gemaild dat hij bezwaar maakt dat hij vijf weken moet wachten in een noodsituatie, terwijl de [minister-president] in vier uur geholpen werd.
2.5.
Op 4 maart 2021 heeft verzoekster het onderhavige wrakingsverzoek ingediend, waarna op 17 maart 2021 aanvullende wrakingsgronden zijn ingediend.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9035009 / RL EXPL 21-2957 tussen verzoekster en [gedaagde sub 1] en de Staat der Nederlanden.
3.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Hij heeft verklaard dat het enige dat hij in deze procedure heeft gezien een concept dagvaarding is op grond waarvan een zittingsdatum is verzocht. Conform het procesreglement is als datum 23 maart 2021 bepaald door de griffie, hetgeen formeel zijn beslissing is. Hij heeft verder verklaard dat dit zijn enige bemoeienis is geweest in deze zaak en dat hij behandeling via Skype goed heeft gevonden.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
4.2.
Een behandelend rechter kan in elke stand van de procedure worden gewraakt. Alvorens echter kan worden gesproken van een behandelend rechter dient sprake te zijn van een aanhangig rechtsgeding. Op de voet van artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voor het aanhangig maken van een dagvaardingsprocedure vereist dat de dagvaarding rechtsgeldig aan de gedaagde(n) is betekend. In dit geval staat vast dat verzoekster een concept-dagvaarding heeft gestuurd naar de griffie van het Team Kanton. De wrakingskamer kan niet vaststellen dat [vertegenwoordiger verzoekster] namens verzoekster inmiddels de dagvaarding aan [gedaagde sub 1] en/of de Staat heeft laten betekenen. Eens te minder kan de wrakingskamer vaststellen dat die betekende dagvaarding ter griffie van het Team Kanton is ingekomen. Mr. Bom heeft immers in zijn reactie op het wrakingsverzoek verklaard dat hij slechts kennis heeft genomen van de concept-dagvaarding. Bij deze stand van zaken moet verzoekster in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3.
Ten overvloede zal de wrakingskamer nog ingaan op de door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden.
4.4.
Deze gronden luiden als volgt:
A. de rechter wijkt 49 dagen af van de oordelen van eerdere rechter(s) in dezelfde zaak in de praktijk Bedrijvenverzamelgebouw met verhuurder WW Metropool B.V. in Amsterdam in zaaknummer 5399260 KK EXPL 16-1207;
B. de rechter heeft 49 dagen het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door bij de uitnodiging voor de zitting onjuiste adresgegevens van eisende partijen te vermelden;
C. de rechter heeft geen enkele rekening gehouden met de financiële, persoonlijke, maatschappelijke en zakelijke belangen met [vertegenwoordiger verzoekster] eigenaar, bestuurder van verzoekster;
D. de rechter heeft 49 dagen verzoekster ongelijk behandeld ten opzichte van de tegenpartij; in de zaak van de Staat helpt de rechter de Staat binnen vier uur met een zitting, terwijl verzoekster 49 dagen moet wachten;
E. de rechter heeft 49 dagen lang een aantal procesbeslissingen genomen waarbij verzoeken van verzoeker zijn genegeerd zonder nadere motivering; hiermee heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt; hij heeft een bevel genegeerd, en onjuiste adressen vermeld op de uitnodiging voor de zitting;
F. uit opmerkingen en gedragingen van de rechter leidde verzoekster af dat de rechter partijdig is; daarmee heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt voor verzoekster. De rechter heeft geweigerd zijn naam te vermelden in de uitnodiging.
4.5.
Uit hetgeen hiervoor is vermeld volgt dat de zaak nog niet aanhangig is en dat mr. Bom dus niet als behandelend rechter kan worden aangemerkt. Hij heeft dan ook nog geen enkele inhoudelijke beslissing over de zaak genomen. Op de griffie is slechts een datum voor een mondelinge behandeling bepaald, die formeel onder de verantwoordelijkheid valt van mr. Bom. In het geval wèl sprake is van een aanhangig geding kunnen processuele beslissingen, zoals het bepalen van een datum voor een mondelinge behandeling, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geen grond voor wraking opleveren, behoudens bijzondere omstandigheden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het is de wrakingskamer, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, duidelijk geworden dat deze kwestie door verzoekster/ [vertegenwoordiger verzoekster] als zeer spoedeisend wordt ervaren. Mr. Bom heeft evenwel niet uit de concept-dagvaarding afgeleid dat van een zeer spoedeisende kwestie sprake was. Dat hij dat niet heeft gedaan, en dat de mondelinge behandeling ‘eerst’ op 23 maart 2021 is gepland, is, gelet op de tekst van de concept-dagvaarding, niet onbegrijpelijk. Dat verzoekster in dit geval ook vele malen via e-mail en telefoon om een spoedige behandeling heeft verzocht maakt dit oordeel niet anders. Uiteindelijk is immers in het algemeen voor de planning van zaken beslissend of de in de dagvaarding verwoorde kwestie door de rechter als spoedeisend wordt ingeschat. De zaak waarnaar verzoekster verwijst, ook wel bekend als de zaak van de avondklok, was overigens een buitengewone zaak. Dat toen binnen extreem korte tijd de behandeling bij het gerechtshof in hoger beroep heeft kunnen plaatsvinden betekent niet dat zo’n tijdsbestek in andere rechtszaken tot uitgangspunt kan genomen worden.
4.6.
Verder valt niet in te zien hoe door het vermelden van (volgens verzoekster) onjuiste adresgegevens in een aan haar gerichte oproepbrief het beginsel van hoor en wederhoor geschonden zou kunnen zijn, nu vaststaat dat deze oproep verzoekster heeft bereikt. Daarbij komt dat schending van hoor en wederhoor, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor wraking oplevert. Welk aan hem gericht bevel de rechter heeft genegeerd heeft verzoekster niet toegelicht, zodat dit geen grond voor wraking kan opleveren. Tot slot kan ook uit de omstandigheid dat er nog geen naam van een behandelend rechter in de oproepbrief is vermeld niet worden afgeleid dat de rechter partijdig is. Dit betekent dat, ook als het wrakingsverzoek inhoudelijk wordt beoordeeld, het geen doel treft.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
5.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, E.A.W. Schippers en C.M. van der Kleijn, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. van Holsteijn en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2021.
Bij ontstentenis van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.