In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor de bouw van een dakterras. Eiseres, die in de naastgelegen woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die aan de vergunninghouder is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres vreest dat de realisatie van het dakterras zal leiden tot een inbreuk op haar privacy, omdat er vanaf het dakterras zicht is op haar appartement. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 18 maart 2021, waar zowel eiseres als de vergunninghouder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft gekregen voor de bouw van een dakterras op de aanbouw van zijn onderburen. Eiseres heeft aangevoerd dat de vergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vergunningverlening niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is die de vergunningverlening in de weg staat. De voorzieningenrechter heeft wel geconstateerd dat er een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit, maar heeft besloten de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, omdat de vergunninghouder bereid is een privacyscherm te plaatsen.
De uitspraak concludeert dat het beroep van eiseres gegrond is, het bestreden besluit wordt vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit blijven in stand. Eiseres heeft recht op vergoeding van haar proceskosten, en het griffierecht wordt door verweerder vergoed. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.