8.3.Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat wat eiseres aanvoert, niet maakt dat het onevenredig bezwarend is om vast te houden aan het mvv-vereiste.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft in het bestreden besluit alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar in zijn belangenafweging betrokken. Verweerder heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres kunnen laten uitvallen.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder haar verblijf in Nederland sinds 2010 steeds gedoogd heeft. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat eiseres van 2010 tot 2017 illegaal in Nederland heeft verbleven en dat zij in 2017 bij hem in beeld kwam. Ook heeft hij er in het verweerschrift en ter zitting terecht op gewezen dat na de afwijzing van haar asielaanvraag aan eiseres in 2017 een terugkeerbesluit is opgelegd en dat eveneens tegen haar een inreisverbod is uitgevaardigd. Zo eiseres dat niet eerder duidelijk zou zijn geweest, was haar in ieder geval toen duidelijk dat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat zij Nederland moest verlaten.
Ook wat betreft dit punt is relevant dat eiseres de medische klachten van referent niet met stukken heeft onderbouwd.
Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat zijn belang zwaarder weegt dan het belang van eiseres en haar echtgenoot om hun familieleven in Nederland uit te oefenen.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, waaraan eiseres verdergaande bescherming zou kunnen ontlenen dan aan artikel 8 van het EVRM.
Uit jurisprudentie van de Afdeling (zie ook ECLI:NL:RVS:2019:980), blijkt dat de belangenafweging waartoe artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn verplicht, in dit geval gelijk is aan de belangenafweging waar artikel 8 van het EVRM toe verplicht. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet. 11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat eiseres niet voor vrijstelling van de mvv-eis in aanmerking komt. Verweerder heeft dan ook aan haar kunnen tegenwerpen dat zij niet over een mvv beschikt.
12. De beroepsgrond dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden, slaagt niet.
Van het horen in bezwaar mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht worden afgezien indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.