In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend op 10 juli 2019 door referente, de gestelde echtgenote van eiser, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op 13 februari 2020, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 29 april 2020 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 25 februari 2021 de behandeling van het beroep gehouden, waarbij eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er invulling wordt gegeven aan het huwelijk met referente. Hoewel eiser een gelegaliseerde huwelijksakte heeft overgelegd, blijkt uit de overgelegde stukken dat er sinds 2018 geen contact is geweest tussen eiser en referente, en dat de enige interactie bestond uit enkele geldtransfers. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een reëel gezinsleven, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.