ECLI:NL:RBDHA:2021:3221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/4342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van onvoldoende bewijs van huwelijk en gezinsleven

In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend op 10 juli 2019 door referente, de gestelde echtgenote van eiser, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op 13 februari 2020, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 29 april 2020 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 25 februari 2021 de behandeling van het beroep gehouden, waarbij eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er invulling wordt gegeven aan het huwelijk met referente. Hoewel eiser een gelegaliseerde huwelijksakte heeft overgelegd, blijkt uit de overgelegde stukken dat er sinds 2018 geen contact is geweest tussen eiser en referente, en dat de enige interactie bestond uit enkele geldtransfers. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een reëel gezinsleven, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/4342
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 april 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021 te Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam] (referente).
De rechtbank heeft na de zitting eiser de gelegenheid geboden zich te beraden over handhaving van het beroep. Vervolgens is het onderzoek op 11 maart 2021 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij woont in Marokko en beoogt verblijf in Nederland bij referente, de gestelde echtgenote. Referente is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 10 juli 2019 heeft referente namens eiser een aanvraag ingediend om afgifte van een mvv. [1]
2. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit van 13 februari 2020 afgewezen en die afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. In bezwaar is een
‘Attestation de Mariage’overgelegd van het Marokkaanse consulaat te Rotterdam. Doordat dit document niet is gelegaliseerd, is niet aangetoond dat eiser en referente met elkaar zijn getrouwd. Daarnaast is niets overgelegd wat erop duidt dat eiser en referente nog enige invulling geven aan hun huwelijk.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. In beroep heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
- BRP [2] uittreksel van referente met vermelding van de burgerlijke staat;
- Paspoort referente met in- en uitreisdata naar Marokko;
- Gelegaliseerde huwelijksakte;
- Overschrijvingsbewijzen;
- Bewijs van garantstelling;
- Visa eiser met in- en uitreis van verblijf in Nederland;
- Vliegticket van eiser.
Eiser stelt zich op het standpunt dat uit deze stukken blijkt dat sprake is van een huwelijk waaraan ook invulling wordt gegeven. De afwijzing van de mvv-aanvraag is daardoor in strijd met artikel 8 van het EVRM. [3] Tot slot is het bezwaar ten onrechte als kennelijk ongegrond afgedaan en had verweerder over moeten gaan tot nader onderzoek in de vorm van een hoorzitting. Eiser doet hiervoor een beroep op een uitspraak van deze rechtbank van 29 november 2011. [4]
4. Verweerder stelt zich in het verweerschrift primair op het standpunt dat de in beroep overgelegde stukken niet bij de beoordeling mogen worden betrokken, gelet op de ex-tunc toetsing in reguliere procedures. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat door de gelegaliseerde huwelijksakte het huwelijk tussen eiser en referent is aangetoond. Dit is echter onvoldoende, omdat nog niet is aangetoond dat er invulling aan het huwelijk wordt gegeven, aldus verweerder.
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vw [5] kan een mvv worden verleend aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. Op grond van artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vb [6] wordt de verblijfsvergunning onder de beperking houdend met verblijf als familie- of gezinslid, zoals bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk is aangegaan.
6. Volgens paragraaf B7/3.8.1 van de Vc [7] neemt verweerder familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM als er sprake is van een reëel huwelijk. Volgens paragraaf B7/5 van de Vc beschouwt verweerder een huwelijksakte als bewijsmiddel waaruit blijkt dat de vreemdeling gehuwd is met de referent. Uit deze paragraaf volgt ook dat verweerder bescheiden waaruit blijkt dat invulling aan het gezinsleven wordt gegeven als bewijsmiddel van de feitelijke invulling beschouwt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Nieuwe stukken in beroep: ex-tunc beoordeling
7. De rechtbank kan, als het gaat om aanvragen van een reguliere verblijfsvergunning, bij de beoordeling van het beroep slechts rekening houden met de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Latere feiten kunnen dus niet bij de beoordeling worden betrokken. Dit geldt niet voor in beroep geleverd bewijs van eerder ingenomen stellingen. [8] In dit geval zien de in beroep overgelegde stukken op de onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt. Eiser heeft zich door het mvv-aanvraagformulier ‘verblijf bij echtgenote’ en door het in bezwaar overleggen van een
‘Attestation de Mariage’op het standpunt gesteld dat sprake is van een reëel huwelijk. De rechtbank zal de stukken daarom wel betrekken bij de beoordeling van het bestreden besluit.
Het huwelijk
8. Het is niet langer in geschil dat eiser door het overleggen van de gelegaliseerde huwelijksakte het bestaan van een huwelijk heeft aangetoond. In geschil is of er invulling aan het huwelijk wordt gegeven.
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van invulling van het huwelijk. Uit de overgelegde stukken blijkt dat referente en eiser met elkaar gehuwd zijn, dat eiser één keer in Nederland is geweest, dat referente meerdere keren naar Marokko is gereisd en dat er sinds 2018 af en toe geld door referente wordt overgemaakt naar eiser. Uit het procesdossier blijkt dat eisers verblijfsvergunning in Nederland in het jaar 2001 is ingetrokken, omdat hij sinds die datum volgens de BRP niet meer samenwoonde met referente. Verder blijkt daaruit dat eiser in het jaar 2005 is teruggekeerd naar Marokko. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiser en referente sinds eisers terugkeer naar Marokko contact met elkaar hebben onderhouden. Dat referente een paar keer naar Marokko is gevlogen en eiser eenmalig naar Nederland, is onvoldoende. Immers is niet onderbouwd dat zij elkaar ook daadwerkelijk hebben bezocht. Dat uit de betalingsbewijzen volgt dat referente zes keer geld heeft overgemaakt naar eiser is onvoldoende om aan te nemen dat er invulling aan het huwelijk wordt gegeven. Ter zitting hebben eisers gemachtigde en referente naar voren gebracht dat eiser pas in 2012 in plaats van in 2005 naar Marokko is teruggekeerd. Eiser en referente zouden al die tijd (onofficieel) hebben samengewoond. Dit standpunt is niet met stukken onderbouwd. Verweerder is er daarom terecht van uitgegaan dat eiser in 2005 naar Marokko is teruggekeerd.
10. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van invulling van het tussen eiser en referente bestaande huwelijk, kan evenmin gezegd worden dat sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De afwijzing van de mvv-aanvraag is daarom niet in strijd met dit artikel.
Hoorplicht
11. Tot slot volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat de hoorplicht is geschonden. Verweerder kan met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [9] afzien van het horen, indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Dat is het geval als uit het bezwaarschrift zelf direct blijkt dat het bezwaar ongegrond is en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift in samenhang met wat in eerste instantie door betrokkene is aangevoerd. Nu eiser in bezwaar geen gelegaliseerde huwelijksakte en geen documenten ter onderbouwing van de invulling van het huwelijk heeft overgelegd, kan verweerder in zijn standpunt worden gevolgd dat in dit geval sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in het primaire besluit erop is gewezen welke stukken ontbraken en heeft eiser voldoende gelegenheid gehad om de stukken over te leggen. Eisers beroep op de uitspraak van deze rechtbank van 29 november 2011 treft geen doel, omdat in dat geval ten tijde van het bestreden besluit niet in geschil was dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.
Slotsom
12. Het beroep is ongegrond.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Een machtiging tot voorlopig verblijf (een visum voor meer dan negentig dagen).
2.Basisregistratie Personen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, van 29 november 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7215.
5.Vreemdelingenwet 2000.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.
8.In dezelfde zin de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 18 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4688.
9.Algemene wet bestuursrecht.