ECLI:NL:RBDHA:2021:3381
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bevordering tot soldaat der eerste klasse wegens niet afgeronde Algemeen Militaire Opleiding en onvoldoende onderbouwing van knieblessure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een soldaat der tweede klasse bij de Koninklijke Landmacht, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser had verzocht om bevordering tot soldaat der eerste klasse met terugwerkende kracht tot 18 januari 2017. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser de Algemeen Militaire Opleiding (AMO) nog niet had afgerond. Eiser had in het verleden te maken gehad met een knieblessure, maar de rechtbank oordeelde dat de vertraging in de afronding van de AMO niet voldoende was onderbouwd en dat de redenen die eiser aanvoerde niet als organisatorische redenen konden worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 11 april 2016 tot 14 december 2018 verschillende opleidingen heeft doorlopen, maar dat hij de AMO pas op 14 december 2018 succesvol heeft afgerond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat er geen mogelijkheid bestond om eiser eerder te bevorderen, omdat hij de AMO nog niet had afgerond. Eiser had ook geen rechtsmiddelen aangewend tegen eerdere besluiten die zijn arbeidsverzuim en de verlaging van zijn bezoldiging betroffen.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel afgewezen. Eiser had aangevoerd dat andere collega’s in vergelijkbare situaties wel waren bevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn situatie gelijk was aan die van zijn collega’s. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet gehouden was om eerdere fouten te herhalen en dat het beroep van eiser ongegrond moest worden verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was.