In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de homoseksuele geaardheid van de eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had eerder asiel aangevraagd op basis van zijn homoseksualiteit, maar deze aanvragen waren eerder afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 april 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser heeft verklaard dat hij actief is bij het COC en een relatie heeft met een andere man, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en relaties niet geloofwaardig waren. De rechtbank volgde de argumentatie van de staatssecretaris en concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.