ECLI:NL:RBDHA:2021:3790
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen dwangsom besluit en prematuur ingediende ingebrekestelling in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een dwangsom besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 2 juli 2020 een ingebrekestelling ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze prematuur en ongeldig bevonden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 april 2021 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel op 17 december 2020 is ingewilligd, maar dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser was opgeschort door overmacht, waardoor de ingebrekestelling van 2 juli 2020 ongeldig was. Eiser betoogde dat het dwangsombesluit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, maar de rechtbank oordeelde dat eiser vrij was om op elk moment een ingebrekestelling in te dienen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.