ECLI:NL:RBDHA:2021:4116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
AWB 20 7025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor Syrische moeder op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1941, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door haar meerderjarige zoon, referent, die in Nederland verblijft. Eiseres verblijft op dat moment in Griekenland en wil bij haar zoon in Nederland wonen. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van officiële documenten die de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent zouden aantonen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen 'more than the normal emotional ties' bestaan tussen haar en referent, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet correct is uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd om haar relatie met referent aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de familierechtelijke relatie niet kan worden vastgesteld en dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/7025
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 31 augustus 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam 2] (referent) en M. Fayez (tolk).

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1941 en heeft de Syrische nationaliteit. Zij verblijft op dit moment in Griekenland, maar wil bij haar meerderjarige zoon (referent) in Nederland verblijven. Daarom heeft referent op 5 december 2019 een aanvraag ingediend om eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen voor het uitoefenen van gezinsleven in het kader van artikel 8 van het EVRM [1] . Op 18 februari 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres haar gestelde familierechtelijke relatie met referent niet met officiële, originele documenten heeft aangetoond en hiervoor geen bewijsnood kan worden aangenomen. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en referent ‘more than the normal emotional ties’ bestaan, zodat geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM bestaat. Weigering van de verblijfsvergunning levert volgens verweerder geen strijd op met artikel 8 van het EVRM.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk heeft bevonden. Ter onderbouwing hiervan wijst zij op de reeds overgelegde documenten die verweerder volgens haar niet in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. In beroep heeft zij een nieuw afschrift van de inschrijving in het bevolkingsregister overgelegd, afgegeven op 24 september 2020. Verder meent eiseres dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat tussen haar en referent geen ‘more than the normal emotional ties’ bestaan. Eiseres bestrijdt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM heeft geresulteerd in een ‘fair balance’.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Vaststaat dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit geen officiële, originele documenten heeft overgelegd om haar gestelde familierechtelijk relatie met referent aan te tonen. Verweerder kan de overgelegde kopiedocumenten niet op echtheid onderzoeken. Verder heeft verweerder gemotiveerd waarom aan de overgelegde kopiedocumenten ook overigens onvoldoende betekenis toekomt. De kopie van het familie-uittreksel is pas een jaar na de afgiftedatum opgestuurd. Onduidelijk is gebleven hoe referent deze kopie heeft verkregen en waarom hij wel daarover kan beschikken en niet over een origineel.
Het eerst ter zitting getoonde nieuw verkregen uittreksel, gedateerd 24 september 2020, heeft verweerder niet in zijn beoordeling kunnen betrekken en blijft daarom buiten beschouwing.
Het tweede kopiedocument betreft een verklaring van het Syrische ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid. Referent heeft zijn stelling dat hij het originele document al eerder heeft overgelegd, niet aannemelijk weten te maken. Bovendien staat vast dat de inhoud van dit document, gedateerd 11 augustus 2015, niet in overeenstemming is met de verklaringen van referent over zijn feitelijke verblijfplaats op dat moment. Referent heeft in beroep toegelicht dat hij de verklaring tegen betaling heeft verkregen. De beroepsgrond dat hij ten onrechte pas in het bestreden besluit is geconfronteerd met de onjuiste inhoud van het document neemt niet weg dat het document niet kan bijdragen aan de vaststelling van de gestelde familieband.
5. Nu bewijsnood niet wordt aangenomen en eiseres geen substantieel indicatief bewijs heeft getoond, heeft verweerder kunnen concluderen dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet kan worden vastgesteld.
6. Verweerder heeft zich subsidiair niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiseres en referent.
Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiseres de samenwoning met referent niet met documenten heeft aangetoond. Voor zover van samenwoning moet worden uitgegaan, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres vóór en ná het vertrek van referent ook lange tijd met andere gezinsleden heeft samengewoond.
Daarbij is niet gebleken van een bijzondere praktische afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Na het vertrek van referent uit [plaats] is eiseres door anderen verzorgd, onder wie zijn zussen. Uit informatie van eiseres volgt dat de vier zussen van referent nog steeds in [plaats] verblijven. De gestelde financiële ondersteuning van eiseres is niet onderbouwd en volgens de afgelegde verklaringen niet uitsluitend van referent afkomstig.
Niet is gebleken dat eiseres in verband met noodzakelijk medische zorg niet zonder de hulp van referent kan functioneren. Niet is gebleken van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de kinderen van referent die de gebruikelijke omgang met kleinkinderen ontstijgt.
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de bezorgdheid van referent over de situatie van eiseres en zijn hulpbereidheid passen in een normale band tussen een ouder en een meerderjarig kind. De gestelde culturele achtergrond van de band tussen moeders en zonen in Syrië maakt dat niet anders.
Dat eiseres inmiddels zonder haar dochters in een Grieks vluchtelingenkamp verblijft kan niet bijdragen aan de beoordeling van het bestaan van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiseres en referent.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referent bestaat.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.